Verhaal

De Ster

De Ster,

De buren naast ons [lees: gezin Wallage] hebben twee kinderen.
Ze hebben mooi donker haar en bruine ogen.
“Het zijn Joden” zegt mama.
“Wat zijn Joden” vraagt Dieta.
Mama geeft geen antwoord. Ze kijkt heel ernstig.
Op een dag ziet Dieta dat de kinderen een ster op hun jasje dragen.
En hun vader en moeder ook.
“Ik wil ook zo’n ster” zegt Dieta.
“Mama, mag ik ook een ster op mijn jas?”.
“Alleen Joodse mensen moeten een ster op hun jas dragen” zegt mama.
“Dat vinden ze helemaal niet fijn”.
Dieta begrijpt er niets van.
De volgende dag komt er een vrachtauto in de straat.
De hele familie Wallage klimt op de auto.
Er staan soldaten bij.
“Waar gaan ze naar toe?” vraagt Jopie.
“Ze gaan op reis, maar waar naar toe weten we niet”.
Maar niemand kijkt vrolijk, en mama huilt.
“Komt dat omdat het oorlog is?” vraagt Dieta.
“Komen ze wel weer terug?”
“Dat weet niemand”, zegt mama.
Het huis staat leeg.
We hebben ze nooit meer terug gezien.

Uit het boek ‘Wiswassebeesjes’ door Dieta Kalk, toenmalige buurmeisje van huisnummer 19.

In de herinnering van de schrijfster heeft het uit huis halen van het gezin Wallage een dag na het zien van de Jodenster plaatsgevonden. Het dragen van de Jodenster was verplicht vanaf begin mei 1942. Het staat vrijwel zeker vast dat het gezin Wallage medio januari 1943 tijdelijk op het terrein van het Apeldoornsche Bosch is geïnterneerd en vanuit daar naar doorgangskamp Westerbork is doorgestuurd. Rpeland Oudejans.