Verhaal

In Memoriam

Louis Neuhaus is de zoon van Leib Neuhaus en Julie Neuhaus-Rothschild. Dit echtpaar krijgt in ieder geval nog één zoon, Leopold.

Martha Wachtel is de dochter van Abraham Wachtel, koopman en veehandelaar, en van Lüsa Wachtel-Jacob. Dit echtpaar krijgt naast Martha nog drie kinderen: Alfred, Grete en Alice Frederika. Martha is sinds maart 1914 weduwe van haar eerste man.

Op 7 augustus 1919 geven Louis en Martha elkaar in het Duitse Gotha het ja-woord. Louis is negenendertig en Martha negenentwintig. Op 10 januari 1921 bevalt Martha van een dochter Lore Lina. Lore Lina zal de oorlog en Theresienstadt overleven.

Het echtpaar Neuhaus woont vanaf begin jaren dertig aan de Waltershausenstrasse in Gotha, in een pand op nummer 16. Louis is procuratiehouder en later algemeen directeur van de kledingfabriek L. Rosenblatt. Louis zet zich ook in voor de Joodse Gemeente in zijn stad; onder zijn leiding is er in 1932 in de synagoge van Gotha een ‘gemeenschap-vereniging’ actief. Onduidelijk is of Louis initiatiefnemer is geweest, of een periode de leiding van de vereniging op zich heeft genomen.

De kledingfabriek van Louis wordt door de nazi’s onteigend. Het echtpaar moet ook hun huis verlaten, ze komen terecht in een pand tegenover hun voormalige woning. 

Leopold, de broer van Louis, emigreert in de zomer van 1938 met zijn gezin naar de Verenigde Staten. De zus van Martha woont eveneens in Amerika en ook Martha en haar man proberen de formaliteiten, die hiervoor nodig zijn, rond te krijgen, ze zijn inmiddels op de wachtlijst gezet. Maar het plan om naar Amerika te emigreren mislukt. Mogelijk heeft de onrust die vanaf de Kristallnacht ontstaat, hier invloed op gehad. Vele mannen worden gearresteerd en tijdelijk in concentratiekampen ondergebracht. Uit onderzoek over het lot van andere Holocaust-slachtoffers komt naar voren, dat deze Joodse mannen vrij konden komen, op voorwaarde dat zij zo spoedig mogelijk ‘emigreerden’. Louis en Martha vertrekken naar Nederland; mogelijk was voor hen het emigratieproces naar dit land sneller, goedkoper of eenvoudiger te organiseren.

Omdat beiden geen ’typische Joodse voornaam’ hebben, moeten zij, op bevel van de nazi’s, vanaf januari 1939 een stigmatiserende persoonsnaam aan hun eigen voornaam toevoegen. De officiële naam van deze verordening luidt: ‘Zweite verordnung zur Durchführung des Gesetzes über die veränderung von Familiennamen und Vornamen’. Deze wet schrijft voor dat vanaf 1 januari 1939 alle Joden die Duits onderdaan zijn, maar geen 'typische Joodse voornaam' dragen, een tweede persoonsnaam aan hun naam moeten toevoegen (deze wet geldt dus ook voor Duitse Joden die uit Duitsland zijn gevlucht). De mannen worden verplicht ‘Israël' aan hun persoonsnaam toe te voegen en de vrouwen ‘Sara’. Op een lijst kunnen Louis en Martha zien dat hun eigen voornamen als ‘niet typisch Joods’ wordt aangemerkt.

Het echtpaar vertrekt hoogstwaarschijnlijk zonder hun dochter Lore Lina uit Duitsland en komt op 20 februari 1939 aan in Rotterdam. Ze verblijven twee dagen in het voormalige quarantainegebouw ‘Heijplaat’, dat voor een groot aantal Joodse vluchtelingen de eerste verblijfplaats is. Daarna krijgen ze ruim vijf maanden onderdak in het hotel van de Holland-Amerika Lijn, Wilhelminakade 74, Rotterdam. Op 7 augustus 1939 verhuizen ze naar Diergaardelaan 64b. Vermoedelijk wonen ze hier bij iemand in. 

Op 10 mei 1940 valt nazi-Duitsland Nederland binnen. Soldaten van het regime waar het echtpaar voor is gevlucht, vullen de straten van Rotterdam. Op 14 mei 1940 vliegen er negentig Heinkel-bommenwerpers naar de havenstad. Tussen 13:27 uur en 13:40 uur voert de bemanning een bombardement uit, waarbij meer dan dertigduizend panden worden verwoest. Ook de straat waar het echtpaar woont, wordt verwoest, het woonadres heeft op grens van de uiteindelijke brandgrens gestaan. Het is onbekend wat het echtpaar heeft ervaren van het bombardement en de branden die daarna langdurig hebben gewoed, mogelijk zijn ze op zoek gegaan naar een veilige plek of zijn ze binnen de brandgrens gebleven. Het echtpaar krijgt een nieuw onderkomen: Mathenesserlaan 330, Rotterdam.

Op 12 december 1940 verlaten Louis en Martha Rotterdam en reizen ze naar Apeldoorn, waar ze gaan wonen in de Korte Nieuwstraat, op nummer 17. De bezetter heeft hen namelijk verplicht het kustgebied te verlaten, onder de noemer van een Joden-vrije zone in het kust-verdedigingsgebied, gericht tegen de statenloze Duitse vluchtelingen. Loe de Jong schrijft in zijn boek: ‘De strekking van deze maatregelen was, het verrichten en doorgeven van waarnemingen die van militair belang konden zijn, te bemoeilijken’. Of zoals een andere bron beschrijft: Juist deze vluchtelingen zouden tijdens de Slag om Engeland mogelijk lichtsignalen vanuit het kustgebied kunnen zenden naar de [lees: in Duitse ogen] vijandelijke schepen. 

Op 8 mei 1941 verhuist het echtpaar van de Korte Nieuwstraat naar de nabijgelegen De Ruyterstraat 30 (nu: nummer 90). Op 24 februari 1943 worden zij gedwongen om naar de door de bezetter aangewezen ‘Joodsche Wijk’ in Amsterdam te verhuizen. Ze wonen op de Tugelaweg 78 I. Dit is de fase waarin ‘de laatste Joden’ vanuit de provincies naar Amsterdam worden verplaatst, om van daaruit naar Kamp Westerbork te worden gedeporteerd. Dit maakt het de bezetter nog eenvoudiger om de Joden op te jagen. Het doorgangskamp kan op dat moment het grote aantal gedeporteerden niet aan. In dezelfde periode komen vanuit Apeldoorn ook Isaac Trijbits en zijn echtgenote Belia Trijbits-van Son naar dit adres.

Louis en Martha worden op 5 augustus 1943 in Kamp Westerbork geregistreerd. Het echtpaar wordt op 18 januari 1944 vanuit het doorgangskamp naar Theresienstadt gedeporteerd. Op 16 oktober 1944 worden zij vanuit Theresienstadt opnieuw op transport gezet. Deze trein vertrekt met 1500 gedeporteerden via Dresden en Wroclaw naar Auschwitz.

Twee dagen later (18 oktober 1944) komt de trein aan op het in het kamp aangelegde perron in Auschwitz-Birkenau. Louis sterft op de dag van aankomst, zijn vrouw Martha een dag later.

Bronnen: Onderzoek door Anna Kühn en Lea-Marie Rückbeil, Stadsarchief Amsterdam, Stadsarchief Rotterdam, Joods Erfgoed Rotterdam, ‘Koninkrijk der Nederlanden’ door Loe de Jong, ‘Waar ze ook heen gaan, ze hebben in elk geval mooi weer' door Kees Visschedijk en stadtarchiv Gotha. Digitaal Joods Monument, CODA Archief Apeldoorn, Erica adresboek van Apeldoorn, Yad Vashem, het Gelders Archief, afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork en het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters.

15 december 2019