Verhaal

In Memoriam

Simon Frankfort is de zoon van sigarenfabrikant Hartog Joseph Frankfort en Keetje Frankfort-Speelman. Dit echtpaar krijgt elf kinderen. Wanneer de oorlog uitbreekt zijn nog twee broers en twee zussen van Simon in leven. Gedurende de oorlog komen drie van hen om in de vernietigingskampen, één zus komt ook om in de oorlog, maar het is niet bekend waar en onder welke omstandigheden.

Simon Frankfort trouwt op 1 september 1904 met Theresia Polak. De plechtigheid vindt plaats in Deventer. Het echtpaar krijgt drie kinderen en in elk geval drie kleinkinderen, onder wie kleindochter Theresia Rosa (*1923) en kleinzoon Simon (*1925).

Simon senior is erg betrokken bij de voetbalclub Go Ahead Eagles; tussen 1909 en 1914 is hij voorzitter en daarna bestuurslid en ere-voorzitter van deze Deventer voetbalclub. Simon en Theresia verhuizen in december 1929 van Deventer naar Apeldoorn en nemen hun intrek in een huis in de Deventerstraat op nummer 28 III. Simon heeft een uitdragerij, een in- en verkoop van tweedehands goederen. Eind december 1942 verhuizen ze naar de Abrikozenweg, en gaan inwonen op nummer  21, het adres waar het eveneens Joodse gezin Wallage woont. De datum verwijst naar een onvrijwillige verhuizing.

Simon junior is de kleinzoon van Simon Frankfort en de zoon van slager Hartog Frankfort en Rosetta Frankfort-Frankfort (de moeder van Simon is de dochter van Simon Frankfort sr.). Simon is loodgieter. De ouders van Simon overleven de oorlog.

Tijdens de oorlog duiken Simon Frankfort senior en zijn kleinzoon Simon onder. Samen met enkele anderen vinden ze een schuilplaats in de bossen van Wiesel. De data van de onderduikperiode is onbekend. Mogelijk zijn zij de schuilplaats in Wiesel gaan gebruiken, voordat het gezin Wallage op 2 februari 1943 in Kamp Westerbork wordt geregistreerd. Op 25 februari 1943 wordt Simon Frankfort junior genoemd in het politieblad; de Apeldoornse commissaris van politie verzoekt opsporing, aanhouding en voorgeleiding van Simon Frankfort. Hij wordt ervan verdacht van woonplaats te zijn veranderd, zonder de daartoe vereiste vergunning te hebben. Op deze wijze werden Joden aangeduid die de onderduik in gegaan waren.

In de bossen van Wiesel zit nog een groep onderduikers. Deze groep wordt na vijf maanden verraden. Vermoedelijk is de informatie over hun verblijfplaats door een dienstmeisje uit de buurt doorverteld en uiteindelijk bij de NSB terecht gekomen. De Apeldoornse politie pakt deze groep op en vindt een soort dagboek, waarin staat, dat zij soms een ander groepje Joden in hetzelfde bos zien lopen. De politie vermoedt dat dit ook onderduikers zijn en gaat met speurhonden op zoek. Opa en kleinzoon Frankfort en nog één andere onderduiker worden gearresteerd.

Op 24 september 1943 wordt in het logboek van de Apeldoornse politie opgetekend dat zij met z'n drieën in cel 6 zitten, waarbij opa Frankfort als slager en kleinzoon als landarbeider vermeldt wordt. Een volgende notitie is van de volgende dag om 12.50 uur - de drie mannen worden door twee politiefunctionarissen naar Zwolle gebracht om vanuit daar naar Kamp Westerbork te worden vervoerd.

Op 25 september 1943 worden opa en kleinzoon Frankfort in dit kamp geregistreerd.

De kleinzoon wordt als eerste van de twee naar het Oosten afgevoerd. Op 19 oktober 1943 wordt hij met transport 79 naar Auschwitz gedeporteerd.

In het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters staat de volgende getuigenis van de heer G. Italie opgetekend:

Het is de eerste ‘transportdag’, die ik hier meemaak. Het is ontzettend. Gisteren, in de loop van de dag, kwam volgens gebruik de trein binnen, bestaande uit 25 à 30 wagens, die afkomstig zijn uit verschillende landen. Het zijn wagens, die blijkbaar bestemd zijn voor het vervoer van vee of voor militair vervoer. De stank van vee hangt er nog in. Ze krijgen in Westerbork een oppervlakkige schoonmaakbeurt.; er worden tonnetjes water in gebracht en dan zijn ze zowat gereed voor het gebruik. Duizend Joden kunnen dan mee; de mensen moeten maar op papieren matrassen op de vloer of op hun bagage plaatsnemen. Iedereen moet de avond van te voren om 9 uur binnen zijn. Even later schrijft hij over het vertrek van de trein: Maar als de trein eenmaal weg is, wordt het leven weer gauw ‘normaal’. Iedereen heeft zijn eigen leed of hoop.

Simon junior’s exacte sterfdatum en -plaats is na de oorlog bij wet vastgesteld op 31 maart 1944 in Polen. Hierdoor is het aannemelijk dat hij tot aan zijn dood dwangarbeid heeft moeten verrichten.

Zijn opa, Simon senior, wordt op dinsdag 16 november 1943, met transport 81, naar Auschwitz gedeporteerd.

Uit: ‘Trompettist in Auschwitz, Herinneringen van Lex van Weren’ door Dick Walda (bron: ‘In Memoriam’ door Guus Luijters):

Op 16 november ben ik op transport gegaan. We reisden drie dagen en drie nachten. We wisten dat we naar Polen moesten. Gelukkig niet naar Mauthausen, dacht ik. Want daarvandaan kreeg je uitsluitend doodstijdingen. Af en toe stopte de trein, deuren gingen open. Grüne Polizei organiseerde jatwerk. We moesten al ons geld afgeven, onze horloges, vulpennen en dat soort dingen. De meeste kostbaarheden waren ons al door Lippmann en Rosenthal in Westerbork afgenomen. Als de Grüne Polizei te weinig kreeg werd er geslagen. Dat is onderweg toch zeker wel vijf of zes keer gebeurd. In Dresden - er was pas gebombardeerd - hebben we tien uur stilgestaan op een emplacement. Dat was een moeilijke situatie. In zo’n goederenwagon moest je proberen te zitten of te liggen over en door mekaar heen. Dat letterlijk alle Joden uitgeroeid moesten worden, kwam toch niet in je op? Ze hebben het me verteld toen ik in Auschwitz aankwam en ik wilde het niet geloven. Het ging mijn bevatting te boven.

Aankomst in Birkenau, op drie kilometer afstand van Auschwitz. Toen de deuren van de wagons open gingen, wist ik meteen dat het helemaal mis was. Dat gevoel had ik persoonlijk nog nooit eerder gehad. We waren in direct levensgevaar. Dat voelden we. Het was eerst doodstil. Plotseling begon een aanhoudend geschreeuw, een spreekkoor van kerels die “raus… raus… raus…” riepen. Er werd getimmerd en geslagen met stokken en zwepen. Het was mistig, dampig weer. Zeer vroeg in de morgen, bij de overgang van nacht naar dag. Later heb ik me gerealiseerd dat de SS wachtte met het openen van de wagons tot dat speciale tijdstip; de overgang van nacht naar dag. Voordat je het besefte liep je langs de SS’er, die met een gehandschoende hand aanwees; link, rechts, links, rechts. Links ging je in de vrachtauto’s, die rechtstreeks naar de gaskamers reden, hoewel je dat natuurlijk op dat moment niet wist.

Aan de hand van deze getuigenis en de sterfdatum van Simon senior is te concluderen dat de gehandschoende SS’er heeft bepaald dat opa Simon niet werd geselecteerd voor dwangarbeid en dat hij door middel van vrachtauto’s, rechtstreeks naar de gaskamer is gestuurd. Op vrijdag 19 november 1943 sterft hij in de gaskamers van Auschwitz.

Zijn vrouw Theresia overleeft de oorlog en sterft in 1947.

21 januari 2021