Verhaal

In Memoriam

Andries Ansel is de zoon van Lion Ansel (1842) en Betje Neeter (1837).

Machiel Ansel is de zoon van diamantsnijder Andries Ansel en van Betje Reens. Hij heeft twee zussen.

Een nichtje van Machiel, de latere mevrouw van Vliet-Menist, weet zich in 2018, op 86-jarige leeftijd, nog veel te herinneren van haar oom, die door de familie Michel wordt genoemd.

Bertha West is de dochter van Nathan West, boekhouder en notaris, en van Betje Zuidema. Ze worden gezien als ‘een gerenommeerde familie’.

Machiel wordt door mevrouw van Vliet-Menist omschreven als een serieuze, zachtaardige, bevlogen en lieve oom, en ook als een streng orthodox gelovige. Machiel studeert in Groningen en doet ook staatsexamen. Zijn hoop later rabbijn te kunnen worden, vervliegt door de oorlog. Machiel en Bertha hebben elkaar vermoedelijk in Groningen leren kennen.

Machiel studeert vervolgens aan het seminarium in Amsterdam. Hij begint in de voorbereidende klas, onder andere bestemd voor leerlingen die van huis uit onvoldoende ‘basiskennis’ hadden meegekregen.

Als Machiel zestien is (in 1928), sterft zijn moeder. Zijn zus Judith overlijdt in 1931 aan een niervergiftiging, ze is dan negenentwintig jaar. Ze laat een man en een zoon achter. In deze periode begint Machiel met enkele anderen als leider en spreker van de net opgerichte vereniging ‘Tsengierei Rechouwous’, een vereniging voor jongens van negen jaar en ouder, die om de week op Sabbat-middag bij elkaar komen. Het lijkt een combinatie van ontspanning en onderricht te zijn geweest. Machiel, die in de krantenadvertenties telkens als spreker wordt genoemd, doet dit gedurende enkele jaren. In 1931 mag hij één keer, op sabbat, een proefdienst leiden. Ook voert hij enkele keren de ‘voor-seder’ uit, waarbij een ander de ‘na-seder’ verzorgt. (Seder is de Joodse paasviering, de herdenking van de uittocht van de Joden uit Egypte). De voor-seder, het gedeelte met de meeste teksten, voor de maaltijd, is het moeilijkste, de na-seder, waarin veel wordt gezongen, is wat eenvoudiger.

In 1932 hoeft Machiel niet in dienst, vanwege zijn studie tot godsdienstonderwijzer (in het Militieregister omschreven als ‘geestelijk ambt’). Hij wordt geregistreerd als ‘Buitengewoon Dienstplichtige’; een vrijstelling voor het dienen in het Nederlandse leger, tenzij er sprake is van ‘oorlog, oorlogsgevaar of andere buitengewone omstandigheden’.

Eind 1935 wordt Machiel door de commissie van examen van de Nederlands-Israëlitische Godsdienstonderwijzers bevorderd tot de rang van godsdiensthoofdonderwijzer akte B. Het is geen eenvoudig examen; van de acht kandidaten slaagt maar de helft. In maart 1936 is Machiel met andere godsdienstonderwijzers aanwezig in de Amsterdamse zorginstelling ‘de Joodsche Invalide’, als daar het Poerimfeest wordt gevierd. In de verschillende zalen lezen zij de ‘Megillat Esther’ voor, de boekrol met het bijbelboek Esther. Dit verhaal wordt altijd tijdens Poeriem gelezen.

Vanaf november 1936 werkt Machiel bij het Apeldoornsche Bosch als leerling-assistent op het Paedagogium Achisomog voor een jaarsalaris van 300 gulden (omgerekend ruim € 3200). Hij woont intern. Zijn nicht van Vliet-Menist geeft aan dat hij leerkracht was bij moeilijk lerende kinderen. In de oorlog is dat op de registratiekaart van de Joodse Raad als volgt omschreven: assistent belast met de opvoeding en verpleging van zwakzinnige kinderen en moeilijk lerende kinderen.

Bertha verhuist in juli 1936 van Arnhem naar Apeldoorn, waar ze gaat werken als assistente bij het Paedagogium Achisomog.

Machiel is in 1937 één van de twee mensen die door het kerkbestuur van de Nederlandse Israëlitische Gemeente in Den Haag worden voorgedragen voor een functie in de geloofsgemeenschap. Werken in zo’n grote gemeente betekent: een goede positie. Vermoedelijk heeft Machiel op de functie gesolliciteerd. Maar tot een aanstelling komt het niet.

Machiel wordt tijdens de mobilisatie opgeroepen; zijn vrijstelling als ‘Buitengewoon Dienstplichtige’ is ingetrokken. Vanwege de Joodse spijswetten dient hij bij het leger het verzoek in om bij zijn zus Marianne te mogen inwonen, om niet in de kazerne te moeten eten. Dat verzoek wordt ingewilligd. Hij wordt ingelijfd in het 5e Regiment Infanterie. In februari 1940 wordt hij voorgedragen tot het volgen van de onderofficiersopleiding, waarschijnlijk op grond van zijn opleiding en zijn leeftijd. Of hij aan deze opleiding is begonnen, is niet duidelijk. Het regiment waar Machiel toe behoort, opgesteld onder Amersfoort, heeft nauwelijks tot geen gevechtscontact gehad met het Duitse leger; het Nederlandse leger als geheel kan geen weerstand bieden aan de Duitse overmacht en geeft zich op 14 mei 1940 over. Machiel wordt hierna officieel ‘groot verlof’ toegekend. Na de capitulatie keert hij terug naar zijn werkplek bij het Apeldoornsche Bosch.

Machiels zus Marianne moet toezien als haar eigen man wordt opgepakt tijdens de eerste razzia in de Amsterdamse Jodenbuurt, dit vindt plaats in de Valkenburgerstraat. Hun dochter, de eerder genoemde mevrouw van Vliet-Menist, is hier ook getuige van. Marianne en haar dochter duiken onder. Op een bepaald moment wordt Marianne bij het Centraal Station van Amsterdam opgepakt. Ze wordt verhoord, maar ze verraadt niet waar haar dochter zich ophoudt; deze is op bezoek bij vrienden en ontloopt zo arrestatie en deportatie. Marianne wordt na haar verhoor twee weken in het Oranjehotel in Scheveningen vastgezet. Op Dolle Dinsdag, 5 september 1944, wordt ze vanuit Kamp Westerbork naar Theresienstadt gedeporteerd. Hier wordt zij aan het eind van de oorlog door het Russische leger bevrijd.

Machiel en Bertha trouwen op 4 maart 1942 in Amsterdam en niet, zoals gebruikelijk, in de geboorteplaats van de bruid.

Op een lijst uit juli 1942 staan zij vermeld als inwoners van het Apeldoornsche Bosch, maar deze, onvrijwillige, verhuizing is niet terug te vinden op hun persoonskaarten. Op de registratiekaart van de Joodse Raad wordt Machiel vermeld als geschikte kracht, zonder ziektedagen. Op Bertha’s registratiekaart staat dat zij in het verleden onderwijzeres is geweest in het buitengewoon en vervolgens in het bijzonder lager onderwijs. Ook heeft ze het ‘huisdiploma’ van het Paedagogium Achisomog behaald en is er een verwijzing naar het vak van spraakleerares.

Mogelijk heeft het echtpaar tot 19 januari 1943 op de Bas Backerlaan gewoond; op de registratiekaarten van de Joodse Raad en in het personeelsdossier van Machiel staan geen adreswijzigingen. Dat kan betekenen dat Machiel en Bertha op die 19e januari in het Apeldoornsche Bosch zijn geïnterneerd, en met hen vrijwel alle nog in Apeldoorn woonachtige Joden. Er is een getuige die schrijft dat enkele Joden die deze dag geïnterneerd werden ‘allerlei bezit, tot aan meubelen aan toe’ vanuit hun huis naar het Apeldoornsche Bosch lieten overbrengen. Het is aannemelijk dat velen geen enkel hadden wat hen te wachten stond.

Een naoorlogse getuigenis geeft het volgende beeld: Op 18 januari 1943 krijgen de nog overgebleven Joodse gezinnen in Apeldoorn de boodschap dat zij hun huizen moeten verlaten, en dat ze zullen worden opgehaald. Een lid van de Joodse Raad in Apeldoorn en de waarnemend-administrateur van het Apeldoornsche Bosch krijgen van een politieman te horen dat de groep dorpelingen nog dezelfde avond met een personentrein naar doorgangskamp Westerbork zal worden gedeporteerd. De twee eerder genoemde personen zijn naar het woonhuis van de commissaris van politie gefietst om te vragen of de groep Joden in het Ontspanningsgebouw (het huidige Vierhuis) van het Apeldoornsche Bosch ondergebracht mocht worden. De commissaris gaat hiermee akkoord en midden in de nacht worden de dorpelingen uit de trein gehaald en met bussen, geregeld via een gemengd-gehuwde Joodse man, naar het Apeldoornsche Bosch gebracht (vandaar de eerder genoemde datum 19 januari 1943). De volgende dag geeft de politie toestemming om de geïnterneerde dorpelingen met vrachtwagens hun huisraad te laten ophalen.

Op 22 januari 1943 wordt het echtpaar naar Kamp Westerbork gedeporteerd. In het kamp bevalt Bertha van dochter Elishewa. Op 25 mei 1943 wordt het gezin naar Sobibor gedeporteerd. Daar worden Bertha, Machiel en de baby Elishewa op 28 mei 1943 vermoord.

De vader en tante van Machiel komen ook om in de vernietigingskampen. Hetzelfde geldt voor de moeder en zus van Bertha. Mevrouw van Vliet-Menist en haar moeder worden na de oorlog herenigd.

Bronnen: Verwanten van het echtpaar Ansel-West, het Ministerie van Defensie, de Joodse Gemeente Amsterdam, Stadsarchief Amsterdam, Stichting Sobibor en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten). Digitaal Joods Monument, CODA Archief Apeldoorn, Erica adresboek van Apeldoorn, Yad Vashem, het Gelders Archief, afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork en het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters.

12 november 2021