Verhaal

In Memoriam

Oskar Schäfer is de zoon van Chaim Schäfer en Deborah Schäfer-Saffier. Oskar wordt in het Poolse Tarnopol geboren (tegenwoordig: in Oekraïne). Hij heeft een halfbroer, Wolfgang, en een halfzus, Leoni.

Meta Kleinmeyer is de dochter van Heinrich Kleinmeyer en Bertha Kleinmeyer-Feibelmann. Meta heeft een zus, Fanny. De ouders van Meta worden als Joodse inwoners van Duitsland door het naziregime omgebracht.

Oskar is als kind al twee keer verhuisd, voordat hij met zijn ouders in Karlsruhe gaat wonen. Tussen 1907 en 1909 werkt hij als leerling bij een bank, waar hij wordt omschreven als hardwerkend en bereidwillig. In 1909 begint hij bij zijn vader in de zaak, een groothandel in eieren, een bedrijf, dat door Oskar's opa is opgericht. Later zal hij deze zaak overnemen. 

Oskar dient een verzoek in om Duits staatsburger te mogen worden, maar dit wordt vanwege politieke gevoeligheden afgewezen; angst voor een te groot aantal aanmeldingen door buitenlanders is hier één van de redenen van. In de Eerste Wereldoorlog meldt Oskar zich aan om dienst te doen in het Duitse leger. Als een vorm van dank krijgt hij hierdoor wel het Duitse staatsburgerschap.

Meta heeft een belangrijke functie in een spiegel- en spiegelglasfabriek.

Het is onbekend waar en hoe Oskar en Meta elkaar hebben leren kennen. Op 15 november 1921 treden zij met elkaar in het huwelijk. Meta brengt een bruidsschat mee van 50.000 DRM (Deutsche Reichsmark, Duitse valuta tot 1948). Het echtpaar, dat een huis betrekt in Karlsruhe, besteedt dit bedrag onder meer aan een keuken met de voor die tijd modernste apparatuur. Tussen 1923 en 1929 worden er in het gezin drie kinderen geboren: Walter (*1923), Dora (*1924) en Ruth (*1929). Oskar en Meta nemen personeel in dienst aan wie ze een deel van de zorgtaken voor de kinderen kunnen overdragen. Het gezin brengt de vakanties geregeld door in Hochschwarzwald. Oskar en Meta zijn geregelde theaterbezoekers.

Het gezin verhuist naar een woning op het bedrijfsterrein van Oskar’s vader, Chaim Schäfer. De zaken gaan goed, het bedrijf heeft verschillende medewerkers in dienst. Ook Meta werkt in het bedrijf en heeft ook tekenbevoegdheid. Het bedrijf beschikt over voor die tijd een uitzonderlijke luxe; op kantoor zijn twee verschillende telefoonnummers beschikbaar.

Oskar gelooft in 1933 niet dat Adolf Hitler lang aan de macht zal blijven. Om anti-Joodse maatregelen te omzeilen bedenkt hij in 1936 een list. Hij zet het bedrijf op naam van een niet-Joodse vriend. Het plan slaagt; het bedrijf kan blijven voortbestaan. 

Zoon Walter moet als Joodse jongen voldoen aan specifieke voorwaarden om onderwijs aan het gymnasium te mogen ontvangen; hij moet kunnen aantonen dat zijn (eveneens) Joodse vader, Oskar, in de Eerste Wereldoorlog aan het front, in dienst van het Duitse leger of diens bondgenoten, heeft gevochten. Dat is een voorwaarde waar Oskar aan voldoet; Walter kan naar het gymnasium.

De steeds sterker wordende nazi-dreiging leidt tot een zodanig onveilige klimaat, dat het gezin uiteindelijk toch Duitsland ontvlucht.

Vanaf augustus 1936 wonen Oskar en Meta in Apeldoorn, in de Prinsesselaan, op nummer 14. In de Nieuwe Apeldoornsche Courant is te lezen dat de Duitse koopman Oskar Schäfer met zijn echtgenote in Apeldoorn is gaan wonen. Blijkbaar komt het echtpaar zonder kinderen aan in Nederland, want in de krant van drie weken later worden de kinderen genoemd als ‘inkomend vanuit Duitsland en wonend op het adres van hun ouders’. Het gezin is vermoedelijk religieus; het komt voor op een lijst met gezinnen en personen die een financiële afdracht behoren te doen aan de plaatselijk Nederlands-Israëlitische gemeenschap.

Zoon Walter krijgt in juli 1937 te horen dat hij het toelatingsexamen voor de Hoogere Burgerschool (H.B.S.) heeft behaald. Walter lijkt de Nederlandse taal binnen een jaar voldoende machtig te zijn geworden om het examen af te kunnen leggen. Twee maanden later vertrekt hij naar Gouda. In oktober 1938 verhuist het gezin, zonder Walter, naar Zwolseweg 526 (in enkele bronnen wordt ‘52b’ genoemd, maar dit adres heeft nooit bestaan). Ook in het bevolkingsregister staat Oskar vermeld als koopman, maar het is niet bekend of hij in Apeldoorn dit beroep ook heeft uitgeoefend.

Oskar schaakt bij vereniging ‘Dr. Euwe’, sinds wanneer is niet bekend. In januari 1941 doet hij mee met een toernooi dat voor de duur van zes weken wordt gespeeld in een groep met vijf andere mannen. Na de zesde, en laatste, speelronde eindigt hij in zijn groep op de voorlaatste plek. Op 15 september 1941 wordt het de Joodse bevolking onder andere verboden om schouwburgen te bezoeken. Een week later worden zij ook geweerd uit alle verenigingen en stichtingen, Oskar moet zijn schaakvereniging dus opgeven.

In datzelfde jaar wordt het bedrijf van Oskar alsnog onteigend, zijn poging om deze dreiging het hoofd te bieden met een niet-Joodse vriend als eigenaar, is alsnog mislukt. Op dat moment woont het gezin Schäfer al vijf jaar in Apeldoorn, van hieruit moet de afwikkeling van de onteigening van zijn bedrijf en zijn huis in Duitsland worden geregeld. Voor de onteigening moet hij zelfs administratiekosten betalen. Zoon Walter werkt ondertussen als landbouwer, eerst in Gouda en later in Voorst. Hij is daarnaast pupil bij Deventer Vereniging, een organisatie voor Palestina-pioniers.

Dochter Dora gaat ook naar de H.B.S. in Apeldoorn. In juli 1941 wordt ze genoemd in de krant: ze is bevorderd naar de vierde klas. Maar door een anti-Joodse maatregel mogen alle Joodse leerlingen na de zomervakantie niet naar school terugkeren. Vanaf eind december 1941 werkt Dora als (aspirant) leerling-verpleegkundige in het Apeldoornsche Bosch. Ze is dan zeventien jaar.

In het voorjaar van 1941 komt ook dochter Ruth enkele malen voor in de Nieuwe Apeldoornsche Courant. Ze is dan elf jaar. In ‘De kleine Apeldoornsche krant’, de wekelijkse kinderrubriek van de krant, staat een paar keer ook iets wat zij heeft ingeleverd. Behalve puzzels en raadsels bevat de rubriek ook korte berichten van kinderen. Dit zijn twee van de door Ruth ingestuurde tekstjes: ,,Wat hebben jullie een vroege vacantie. En tot wanneer?’’ en ,,Ja, onkruid wieden is erg nodig in deze tijd van het jaar. Ik vind het wel aardig werk, als het niet te lang duurt.’’ Hiermee reageert ze op berichten van eerdere edities. 

In oktober 1941 komt de in Rusland (nu: Letland) geboren Anna Sacharewitz-Isacson bij het gezin inwonen, ze is dan in de zeventig. Anna heeft tot die tijd met onder meer haar broer en schoonzus aan de Deventerstraat gewoond, in het huis op nummer 43. Op het moment dat Anna’s familieleden naar Marialaan 4b (nu: Canadalaan 4b) vertrekken, trekt zij in bij het gezin Schäfer. In augustus 1942 gaat zij alsnog in bij haar familie aan de Marialaan wonen.

In de nacht van 17 op 18 november 1942 vinden er in Gelderland in verschillende plaatsen grote razzia’s plaats. In Apeldoorn wordt een onbekend aantal Joden uit hun huizen gehaald en lopend naar het plaatselijke treinstation geleid. Van daaruit worden ze per trein naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Onder hen zijn Oskar, Meta en hun dochter Ruth. Een andere bron vermeldt wel een aantal en spreekt over zevenenzestig opgepakte Joden. Dochter Dora verblijft op het Apeldoornsche Bosch; personeel en patiënten worden op dat moment nog met rust wordt gelaten. Ook de voormalige huisgenote van het gezin Schäfer, Anna, wordt deze nacht met haar familieleden opgepakt. De Schäfers en Anna zullen elkaar deze nacht weer ontmoet hebben. Anna wordt op 7 december 1942 in Auschwitz omgebracht.

Oskar, Meta en Ruth worden op 18 november 1942 in Kamp Westerbork geregistreerd. Ruim drie weken later worden zij, op 12 december 1942, met transport 42 vanuit het kamp naar Auschwitz gedeporteerd. De trein telt tien wagons en in totaal 757 gedeporteerden. Bij aankomst worden 121 mannen geselecteerd voor dwangarbeid. Het hele gezin wordt rechtstreeks naar de gaskamer gestuurd en vermoord.

In een ongedateerd document van de gemeente Apeldoorn, opgesteld in opdracht van of door de bezetter, staat dat het woonadres van het gezin Schäfer niet meer bewoond is, maar ook nog niet is ontruimd en dat de sleutels in het bezit zijn van de politie. Op basis van alle namen en adressen die op de lijst staan, valt op te maken dat de lijst tussen eind november 1942 en half januari 1943 is opgesteld.

Zes weken nadat haar ouders en zusje in Auschwitz zijn vermoord, wordt Dora met het beruchte ‘Apeldoornsche Bosch transport’ rechtstreeks van Apeldoorn naar Auschwitz gedeporteerd, een transport met vijftig personeelsleden en tenminste 1300 patiënten. Op 25 januari 1943 worden alle patiënten, als ze al niet op een eerder moment zijn vermoord of bezweken, in Auschwitz omgebracht. Volgens de gegevens van het archief van Auschwitz wordt Dora bij aankomst geselecteerd voor dwangarbeid en overlijdt zij, enkele weken later, op 19 februari 1943. Op de sterfakte, die op 1 maart 1943 wordt opgemaakt, staat als doodsoorzaak vermeld: falen van zowel het hart als de bloedsomloop.

Zoon Walter overlijdt op 17 september 1943 in het ‘arbeidersvoorlichtingskamp’ Lahde. Dit ‘arbeidersvoorlichtingskamp’ wordt door de nazi’s gepresenteerd als kamp om onder andere gevangenen ‘op te voeden’ die uit andere kampen zijn ontsnapt. Ook mannen die niet hebben gereageerd op de oproep zich te melden voor werk worden hier geplaatst. De nazi’s willen de schijn wekken dat het geen strafkamp is, het is de bedoeling dat de gevangenen na een periode van doorgaans vijfenzestig dagen weer terug worden gestuurd naar hun oorspronkelijke kamp.

De vader van Oskar bezwijkt in op 10 februari 1943 in Theresienstadt aan de gevolgen van een infectie. Oskar’s halfbroer Wolfang komt om in concentratiekamp Lublin-Majdanek. Zijn halfzus Leoni overleeft de oorlog en sterft in 1953.

De vader van Meta komt in 1942 om in Theresienstadt. De moeder van Meta wordt op 18 mei 1944 vanuit Theresienstadt naar Auschwitz gedeporteerd, en wordt, zonder een specifieke datum, dood verklaard. Fanny, de zus van Meta, overleeft de oorlog.

Bronnen: Onderzoek door Kultur Karlsruhe, de website Apeldoorn en de oorlog, Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten en de afdeling documentatie van het Auschwitz Museum. Digitaal Joods Monument, CODA Archief Apeldoorn, Erica adresboek van Apeldoorn, International Tracing System te Bad-Arolsen, Yad Vashem, het Gelders Archief, afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork en het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters.

10 april 2020