Verhaal

In Memoriam

Helena van Dantzig is de dochter van koopman Andries Joseph van Dantzig en Johanna Martha van Dantzig-Branders. In dit gezin worden meer kinderen geboren, van wie er enkelen levenloos ter wereld komen, of al als baby overlijden. Helena’s vader en moeder sterven respectievelijk in 1930 en 1931. Op het moment dat in Nederland de oorlog uitbreekt is er nog één broer van Helena in leven: Eduard. Hij overleeft de oorlog en overlijdt in 1966.

In april 1902 verlaat Helena Gouda en vertrekt ze met haar jongere broer Salomon naar Amsterdam. Hij begint daar een winkel in sigaren. Rond 1910 verlaat zij Amsterdam, zonder de gemeente te melden waar ze heen gaat.
Maar uit het Apeldoornse bevolkingsregister blijkt dat Helena in augustus 1909 van Amsterdam naar Apeldoorn is verhuisd. Ze wordt er opgenomen in het dan net geopende Apeldoornsche Bosch, waar ze tot de eerste lichtingen patiënten behoort, die daar geplaatst worden vanuit een thuissituatie of vanuit een niet-Joodse inrichting. Helena is dan vijfendertig jaar.

Salomon Eckstein (1883-1943) begint met zijn dan nog ongehuwde zus Perlina (na haar huwelijk Perlina van Praag-Eckstein, 1879-1943), een ‘pension voor zenuwpatiënten, rust- en hulpbehoevenden’. Het adres is Gardenierslaan 27. Broer en zus Eckstein brengen de gunstige ligging van het pension onder de aandacht van hun mogelijke klanten: ‘zeer rustig gelegen, nabij de bosschen’. De doelgroep die zij zorg bieden, bestaat voor een deel uit patiënten uit het Apeldoornsche Bosch. Ook Helena wordt naar dit pension overgeplaatst. Het is onbekend gebleven of het pension en de inrichting samenwerkten of als concurrenten moeten worden gezien.

Later verlaat Helena het pension, dat hoogstwaarschijnlijk ondertussen is gevestigd in Van Kinsbergenstraat 9. Ze verblijft een tijdlang in een pension van een andere eigenaar, adres: Tutein Noltheniuslaan 44. Helena woont vervolgens vanaf een onbekende datum in de Zwolseweg op nummer 26 (nu: Koninginnelaan), op dat moment het nieuwe adres van Perlina van Praag-Eckstein en haar gezin. Een van de andere huurders is Jozua Levie Philipse (1901-1943), overigens niet als patiënt; Jozua is in dienst van het Apeldoornsche Bosch.

Van de Zwolseweg verhuist Helena in april 1930 met het gezin Van Praag-Eckstein mee naar Bas Backerlaan 12. Op een namenlijst die voor of door het naziregime is opgesteld, staat dat dit pand ook wordt gebruikt als een kleine zorginstelling waarbij ‘zenuwzieken’ en ‘oude mensen’ in familieverband worden verpleegd.

Van Helena is een ongedateerd, zogenoemd ‘Gesuch’-documen bewaard gebleven. Dit is een verzoek gericht aan de Joodsche Raad, afdeling ‘Expositur’. Met zo’n document probeerden Joden, die zich moesten melden voor overbrenging naar kamp Westerbork, uitstel te krijgen van het voorgespiegelde ‘werk in een werkkamp in het Oosten’. De geschiedenis heeft geleerd dat ‘Het Oosten’ stond voor Duitsland of bezet Polen, en dat uitstel van de dood door (dwang)arbeid maar aan weinigen werd verleend. In een enkel geval werd een ‘Gesuch’ ook ingediend in het doorgangskamp. Op het ingediende verzoek van Helena wordt aangegeven, dat ze ‘in sterke mate zenuwziek is’ en in ‘een zenuwinrichting’ wordt verpleegd.

Gedurende de oorlog wonen er ook andere Joodse bewoners (mogelijk patiënten). Zij wisten de oorlog te overleven.

Helena en andere Apeldoornse Joden worden op 19 januari 1943 op het terrein van het Apeldoornsche Bosch geïnterneerd. Er is een getuige die schrijft dat enkele Joden die deze dag geïnterneerd werden ‘allerlei bezit, tot aan meubelen aan toe’ vanuit hun huis naar het Apeldoornsche Bosch lieten overbrengen; zeer waarschijnlijk hadden velen geen enkel idee van wat hen te wachten stond.

Een naoorlogse getuigenis geeft het volgende beeld: op 18 januari 1943 krijgen de nog overgebleven Apeldoornse gezinnen de boodschap dat zij hun huizen moeten verlaten, en dat ze zullen worden opgehaald. Een lid van de Joodsche Raad in Apeldoorn en de waarnemend-administrateur van het Apeldoornsche Bosch krijgen van een politieman te horen dat de groep dorpelingen nog dezelfde avond met een personentrein naar doorgangskamp Westerbork zal worden gedeporteerd. De twee eerder genoemde personen zijn naar het woonhuis van de commissaris van politie gefietst en hebben hem gevraagd of de groep Joden in het Ontspanningsgebouw (het huidige Vierhuis) van het Apeldoornsche Bosch ondergebracht mocht worden. De commissaris geeft akkoord en midden in de nacht worden de dorpelingen uit de trein gehaald en met bussen, geregeld via een gemengd-gehuwde Joodse man, naar het Apeldoornsche Bosch gebracht (vandaar de eerder genoemde datum 19 januari 1943). De volgende dag geeft de politie toestemming om de geïnterneerde dorpelingen met vrachtwagens hun huisraad te laten ophalen.

In de nacht van 21 op 22 januari 1943 wordt het Apeldoornsche Bosch op wrede wijze ontruimd. In de vroege ochtend van 22 januari 1943 worden alle patiënten en een vijftigtal personeelsleden rechtstreeks naar vernietigingskamp Auschwitz gedeporteerd. In de loop van de ochtend vertrekt er nog een trein vanaf het treinstation van Apeldoorn. Het betreft een reguliere personentrein. Helena wordt met dit transport naar doorgangskamp Westerbork vervoerd.

De volgende dag al wordt Helena met transport 46 naar Auschwitz gedeporteerd. Het transport telt veertien wagons en in totaal 516 gedeporteerden. Op dinsdag 26 januari 1943 wordt Helena in het vernietigingskamp van het leven beroofd.

Voor de oorlog trouwt Adolf van Dantzig, een broer van Helena, met Jenny Weil. Ze krijgen een zoon, die ze Hans Hermann noemen. Adolf sterft in 1928 en Jenny wordt in Auschwitz om het leven gebracht. Hans Hermann is patiënt bij het Apeldoornsche Bosch en wordt op 25 januari 1943 in Auschwitz vermoord.

Bronnen: Archief Gouda en Stadsarchief Amsterdam. Digitaal Joods Monument, CODA Archief Apeldoorn, Erica adresboek van Apeldoorn, Yad Vashem, het Gelders Archief, afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork en het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters.

12 november 2021