Verhaal

Renate Borchert

Door: Robby

Renate Borchert is geboren in Berlijn op 14 februari 1925. Zij is de dochter van Rudolf en Therese Borchert en heeft een zus Anneliese (1921). Na de Kristallnacht willen haar ouders met hun twee dochters uitwijken naar Brazilië. Daar woont al een broer van moeder en hij probeert het visum voor zijn familieleden te regelen. Eigenlijk is het de bedoeling om naar Amsterdam te vluchten waar een zus van moeder woont, maar Nederland laat maar zeer beperkt vluchtelingen toe. Omdat voor kinderen soms een uitzondering gemaakt wordt, probeert men Renate in afwachting van de emigratie naar Brazilië voorlopig onder te brengen bij haar oom en tante in Amsterdam. Om dit te regelen wenden zowel haar oom als haar moeder zich tot het Comité voor Hulp aan Buitenlandse Kinderen in Amsterdam.

Met één van de vele kindertransporten uit Duitsland komt Renate op 6 december 1938 aan in Amsterdam en wordt ondergebracht in Quarantaine-inrichting Zeeburg. Wanneer Renate al twee weken in Zeeburg verblijft schrijft haar vader op 21 december een brief aan het Comité voor Hulp aan Buitenlandse Kinderen waarin hij verzoekt zijn dochter over te plaatsen naar haar oom en tante. Hij geeft aan dat oom en tante verder in haar levensonderhoud zullen voorzien en dat er al een plaats op school voor haar is geregeld.

Vader Rudolf Borchert krijgt op 29 december antwoord op zijn brief. Volgens de richtlijn van de regering mogen de kinderen niet bij particulieren worden ondergebracht. Vader hoeft zich geen zorgen te maken want zijn dochter zal in een vast tehuis worden geplaatst waar gezorgd zal worden voor onderwijs en alles wat verder nodig is. Ook zal rekening gehouden worden met de toekomstige emigratie van Renate naar Brazilië. Rudolf Borchert verzoekt daarop of zijn dochter dan in ieder geval in Amsterdam kan blijven, maar het loopt anders.

Op 10 januari 1939 wordt Renate geplaatst in het Noorderhuis in Ruinen. Op 20 april wordt ze overgeplaatst naar Boschlust in Driebergen en vijf dagen later naar Huize Onse Bliscap in Amerongen. Weer twee maanden later, op 30 juni, wordt ze geplaatst in het Bondshuis in Soest en op 19 juli 1939 vertrekt ze naar Rotterdam waar ze verblijft in drie verschillende tehuizen. In de week van de Duitse inval logeert Renate bij haar oom en tante in Amsterdam. Tijdens het bombardement op 14 mei is ze dus niet in Rotterdam.

In de zomer van 1940 verblijft Renate voor vakantie met waarschijnlijk meer kinderen uit het weeshuis in Rotterdam enige tijd in Bennekom. Namens alle kinderen schrijft ze een brief aan meneer Wijler waarin ze wat over de vakantie vertelt. Ze beschrijft de grote tuin waarin veel bloemen en fruit te vinden zijn en waar met de kinderen gesport wordt. Per fiets zijn er uitstapjes gemaakt naar Arnhem, Velp en Utrecht. Ze eindigt met de hartelijke groeten van alle kinderen. In de loop van 1940 wordt ze uiteindelijk overgeplaatst naar het Centraal Israëlitisch Weeshuis in Utrecht. Door anderen die met haar in het weeshuis in Utrecht hebben gewoond wordt Renate omschreven als een heel rustig en beschaafd meisje.

Renate Borchert is vanaf 18 november 1941 ingeschreven op het adres Postjeskade 249 II in Amsterdam. Dat is het huis van haar oom en tante, Max Alfred Cohn Bloch en Felicie Florentine Cohn Bloch-Rau, die daar woonden met hun twee kinderen Tom (1936) en Jeanette (1940). Max was in Amsterdam directeur van een hoedenfabriek. Over Renate zijn er in deze periode verder geen bijzonderheden te vinden. Wanneer begin juli 1942 de eerste oproepen voor Joden om zich te melden voor deportatie rondgebracht worden in Amsterdam hebben ook Renate en haar familieleden aan de Postjeskade zich zeer waarschijnlijk moeten melden.

In de nacht van 14 juli op 15 juli zijn ze om iets na twee uur vertrokken vanaf het centraal Station en om iets voor zes uur in de ochtend kwam de trein aan in Hooghalen. Van daar moest men naar het kamp voor de registratie. Mannen gingen lopen, vrouwen en kinderen werden met auto’s naar het kamp gebracht. Meteen na de registratie gingen zij terug naar de trein in Hooghalen. ‘We zijn nog geen uur in Westerbork geweest’, zegt een ooggetuige. Bij de 985 mensen die vanuit Amsterdam werden aangevoerd werden 152 mensen gevoegd die al in kamp Westerbork verbleven. Daarbij waren ook 51 kinderen uit het weeshuis met hun leraar.

Onder deze kinderen waren er ook een aantal die vanuit het weeshuis in Utrecht in februari 1942 naar het kamp zijn gebracht. Daarbij moeten dus ook bekenden van Renate zijn geweest. De Jong schrijft in Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog dat de trein die op 15 juli uit Hooghalen vertrok in Duitsland is samengevoegd met de trein die een dag later, op 16 juli, uit Hooghalen wegreed. In de nacht van 17 op 18 juli kwamen met dit samengevoegde transport 2000 mensen aan in Auschwitz.

Volgens het Kalendarium van Auschwitz werden hiervan 1251 mannen en 300 vrouwen als gevangene ingeschreven en de overige 449 personen werden direct vermoord. Tot die laatste groep behoorden de tante van Renate, Felicie, haar neefje Tom en haar nichtje Jeanette. Haar oom Max is in januari 1943 omgekomen in Auschwitz. Renate Borchert is waarschijnlijk na aankomst geselecteerd voor werk. Korte tijd later is zij in Auschwitz omgekomen. Als sterfdatum is 30 september 1942 genoteerd.

Haar vader Rudolf, moeder Therese en zus Anneliese (ook wel: Anna Lisa) worden op 27 oktober 1941 vanuit Berlijn naar het getto in Lodz gedeporteerd. Rudolf is daar op 28 april 1942 omgekomen. Therese en Anneliese staan als vermist geregistreerd, maar aan te nemen is dat ook zij in 1942 in het getto zijn omgekomen.

Bon: WesterborkPortretten

Alle rechten voorbehouden