Verhaal

Kurt Stricker

Door: Els Faber

Kurt Stricker was de zoon van Robert Stricker (Ledenice, 26 augustus 1876 - Theresienstadt, 15 maart 1944) en Johanna (Hansi) née Goldschmidt (Frankfurt-Bockenheim, 22 mei 1882 – Den Haag, 5 oktober 1938).

Zijn grootouders waren de koopman Marek (Markus) Stricker getrouwd met Karoline née Kronberger en de slager, veehandelaar en commissionair Max Goldschmidt getrouwd met Karoline (Lina) née Kahn.

Van vaderszijde waren er zijn ooms Ludvik, die naar Amerika emigreerde, Emil en Richard en zijn tante Josefa (Fine).

Van moederszijde waren er de tantes Elsa en Frieda, die een tweeling waren.

Voor het huwelijk woonde Robert Stricker in Göttingen, waar ook de grootouders Goldschmidt van Johanna Goldschmidt woonden. Robert Stricker trouwde op 8 maart 1905 in Frankfurt am Main met Johanna Goldschmidt. Als beroep staat genoteerd koopman bij Robert Stricker. Het huwelijk werd ontbonden op 6 juni 1913.

Robert Stricker trouwde later op 4 november 1930 in Frankfurt am Main met Frieda née Kleinhenn (geb. 1904, Christelijk).

Tot 1909 is Robert Stricker Kaufmann, vanaf 1910 Wäsche – Versandhaus, in 1926 wordt dit Leinenhaus (linnenhuis) genoemd. Van 1909 tot 1911 woont hij in Frankfurt am Main in de Sandweg 40, in 1912 in de Dahlmannstraße 6, van 1914 tot 1930 in de Gaußstraße 24, vanaf 1931 in de Hügelstraße 117. Op 15 September 1938 vertrek hij naar Praag. Zijn tweede vrouw blijft in Frankfurt.

Op 2 mei 1942 wordt Robert Stricker aangehouden omdat hij zich bevindt in het Čelakovského park dat verboden is voor Joden. Stricker vertelt aan de politie dat hij aan epileptische aanvallen lijdt en hij een aanval voelde aankomen en 5 minuten ging rusten op een bank in het park. Hij wordt na ongeveer een uur weer vrijgelaten. Op het aanhoudingsdocument van 2 mei 1942 staan als kinderen Kurt en Olga genoemd en een zus Josefa. Robert Stricker schrijft op 4 mei 1942 een brief met het verzoek om de geldboete van 1000 kč, die hij heeft gekregen, niet te hoeven te betalen omdat hij epilepsie heeft en niet anders kon en hij biedt aan 300 kč te betalen. Hij voegt een attest bij dat hij wordt behandeld door een arts vanwege de epilepsie. Op 11 juli 1942 volgt de beslissing dat Robert Stricker niet wordt vrijgesteld van het betalen van de geldboete omdat “er geen reden voor is“. In augustus wordt de strafzaak niet verder vervolgd omdat Robert Stricker reeds is gedeporteerd.
Op 6 juli 1942 wordt Robert Stricker op transport gesteld van Praag naar Theresienstadt.

Johanna Goldschmidt trouwde later op 20 juni 1917 in Frankfurt am Main met concertzanger en tenor Willem Hendrik Gerard Vos, (1894-1955), stiefzoon van de kunstschilder Jules Eduard Mendes. Zijn artiestennaam is Willy Vos Mendes. De ontbinding van dit huwelijk werd uitgesproken op 18 april 1929 door de rechtbank van Amsterdam. Beiden wonen dan in de Burgemeester s'Jacobslaan 49 in Bussum.

Willy Vos Mendes verlaat als hij 20 jaar is Nederland en zet zijn zangstudie in Frankfurt voort. Hij studeert ook een paar jaar in Berlijn en krijgt daarop een engagement in Frankfurt. Hij vertrekt naar Wenen, Leipzig en Berlijn om daarna een verbintenis in Amerika te aanvaarden. Hier is hij ook gefilmd bij de Famour Players op Long Island en zong hij voor de grammofoon. Weer terug in Europa verblijft hij een tijd in Parijs. Rond 1932 treedt hij op in Den Haag met een Duits operettegezelschap. Hij heeft hier dan een landhuisje gekocht in B. volgens eigen zeggen. In 1935 besluit hij hier achter te blijven bij het Rotterdamse operettegezelschap van Boskamp en Van Aerschot. Bij het Meistersextett (voorheen Comedian Harmonists) worden in juli 1940, tijdens de Duitse bezetting, twee leden vervangen door de Haagse tenor Willy Vos Mendes en de Rotterdamse bariton Bernard Diamant (alias Bernhard Taverne). Na de oorlog werkt hij o.a. bij de Hoofdstad Operette in Amsterdam, maar ook begin 1943 en vanaf juli 1945 in Wenen. De Hoofdstad Operette werd in 1945 opgericht door Meyer Hamel en Otto Aurich. Willy Vos Mendes overlijdt onverwachts in Wenen.

Johanna Goldschmidt en Willem Hendrik Gerard Vos komen op 15 maart 1928 van Wiesbaden naar de Burgemeester s'Jacobslaan 49 in Bussum. Op de gezinskaart van Willem Vos en Johanna Goldschmidt in Bussum staan geen andere personen vermeld. Willem Hendrik Gerard Vos vertrekt op 10 december 1929 naar de Kapellenstraße 66 in Wiesbaden. Bij Johanna Goldschmidt staat vermeld vertrek 12 november 1930 Duitsland ambtshalve.

Op 12 augustus 1933 komt Johanna Goldschmidt vanuit Wiesbaden naar Koninginnegracht 85 in Den Haag en is kamerverhuurster. Ze heeft de Nederlandse nationaliteit met een Nederlands paspoort. Op 15 september 1937 wordt de luxueuze inboedel verkocht. Op 3 november 1937 gaan Johanna Goldschmidt en haar kinderen Kurt en Olga Stricker wonen in de Bosschestraat 122 in Den Haag en waar ze een jaar later overlijdt. Hoewel op de kaart staat 'Prot' (protestant) wordt ze op de Joodse begraafplaats in Wassenaar begraven. Na het overlijden van hun moeder gaan Kurt en Olga Stricker elk op een eigen adres wonen.

Kurt Stricker komt 7 maart 1934 en 30 september 1936 van Wiesbaden naar Den Haag. Als beroep staat koopman genoteerd. In het adresboek staat reiziger. Als nationaliteit staat genoteerd "Vreemd" en "Zonder". Eerst woont hij bij zijn moeder, na haar overlijden op diverse plaatsen in Den Haag en vanaf 9 mei 1939 in de Maliestraat 18 in Den Haag.

Kurt Stricker verblijft van 19/20-1-1943 tot 26-1-1943 in cel nummer 461 in "Oranjehotel", de gevangenis in Scheveningen. Van Kurt Stricker is niet precies duidelijk wanneer hij in kamp Westerbork aankomt. Waarschijnlijk is dit op 27 januari 1943. Op 29 januari 1943 wordt hij gedeporteerd naar Auschwitz.

Olga Stricker komt op 20 juni 1933 vanuit Wiesbaden naar de familie Velleman – Lenson op de van Lennepweg 26 in Den Haag. Haar nationaliteit is Tsjechisch. Op 3 november 1937 gaat ze wonen bij haar moeder en broer. Na het overlijden van haar moeder vertrekt ze op 5 december 1938 naar de familie Luzato - de Vries op de Harstenhoekweg 50 in Den Haag.

Olga Stricker komt op 2 april 1943 in de strafbarak (66) van kamp Westerbork terecht. Een paar dagen later, op 6 april 1943, wordt ze gedeporteerd naar Sobibor.

Kurt en Olga Stricker hadden een broertje Heinz Walter Stricker, geboren in Mainz en overleden op 12 maart 1909 in Frankfurt am Main, 1 jaar oud.

 

Moge de herinnering aan hen allen tot zegen zijn.