Verhaal

In Memoriam

Salomon Abraham van Witsen is de zoon uit het huwelijk van Abraham Salomon van Witsen, handelaar in oude boeken, en Sara van Witsen-Cohen. Dit echtpaar krijgt behalve Salomon Abraham nog vier kinderen: Hijman Abraham, Wijnand Abraham, Emanuel Abraham en Rosetta. In 1912 verliest Salomon Abraham zijn broer Hijman Abraham.

Helena Hes is de dochter uit het huwelijk van Meijer David Hes en Dina Hes-Manasse. Naast Helena krijgt dit echtpaar nog tien andere kinderen. De ouders van Helena werken beiden in een broodbakkerij, hoogstwaarschijnlijk is dit hun eigen zaak (een document vermeldt: ‘uitoefende het bakkersbedrijf’). De vader van Helena overlijdt in 1873, waarna haar moeder de zaak voortzet. De moeder overlijdt in 1902. Op het moment dat de oorlog uitbreekt zijn er nog drie broers (Liefman, Josef en Jacob) en twee zussen (Hester en Johanna, ofwel Hanneke) in leven. Alleen de broers Liefman en Jacob overleven uiteindelijk de oorlog.

Op negentienjarige leeftijd (in 1886) krijgt Salomon Abraham zijn diploma als godsdienstonderwijzer. Het betreft het diploma voor de laagste rangen en voor het werk als hulponderwijzer. Dit betekent respectievelijk dat hij een gemeente mag leiden met niet meer dan veertig ‘pastorale eenheden’ en als hulponderwijzer les mag geven op alle Nederlands-Israëlitische godsdienstige scholen. Een jaar later krijgt Salomon Abraham een oproep voor het leger. Vanwege ‘zwakte’ krijgt hij na de keuring vrijstelling van dienstplicht. In de registratie staat vermeld dat hij 1 meter 59 lang is, een ovaal hoofd heeft, een ronde kin, bruin haar en bruine wenkbrauwen. Als beroep wordt genoemd: onderwijzer. Mogelijk verwijst dit naar het vak van godsdienstonderwijzer, drie jaar later staat hij in deze hoedanigheid ook vermeld op zijn trouwakte.

Helena groeit op in haar geboorteplaats Tiel en verhuist midden jaren tachtig naar Rotterdam, waar ze haar intrek neemt in het huis van haar broer Liefman en diens vrouw. Nadat haar broer en schoonzus naar New York zijn verhuisd, blijft Helena op dit adres wonen. Over een eventueel beroep of studie is niets bekend. Later wordt Helena ambtshalve uitgeschreven, mogelijk is dit kort voor haar huwelijk met Salomon Abraham.

Salomon Abraham verhuist op 1 februari 1889 van Rotterdam naar Leerdam, waar hij werkt als onderwijzer. Dertien maanden later gaat hij aan de slag als voorganger bij de plaatselijke Joodse gemeente in Woerden.

Op 8 mei 1890 geven Salomon Abraham en Helena elkaar in Tiel het ja-woord. Salomon Abraham is dan drieëntwintig jaar en Helena één jaar ouder. Helena’s broers Levie en Jacob zijn getuige bij het huwelijk.

Het echtpaar woont in Woerden. Hier bevalt Helena in de zomer van 1891 van een zoon, die de namen Abraham Meijer krijgt. Hij wordt ook wel Bram genoemd. Salomon Abraham is in september 1893 overgebleven als één van de vier kandidaten uit een veertigtal sollicitaties en een proefdienst, voor de functie van sjocheet (ritueel slachter), hulp-voorzanger en hulponderwijzer in Meppel. Hij krijgt deze functies echter niet, enkele dagen later wordt één van de andere kandidaten benoemd.

In maart 1894 krijgen Salomon en Helena een dochter, die ze Sara Dina noemen. In juli van ditzelfde jaar verhuist het jonge gezin naar Veendam-Wildervank, waarbij Salomon Abraham aan de slag gaat als leraar bij de plaatselijk Israëlitische gemeente.

Ter gelegenheid van het vijfentachtig-jarige bestaan van de mannenvereniging van de Israëlitische gemeente schrijft Salomon Abraham een gedicht. Op dat moment bezit hij nog de laagste rang van godsdienstonderwijzer. In augustus 1895 behaalt hij de middelste rang. Zodra dit nieuws bij de gemeenteleden bekend wordt, grijpen zij de gelegenheid aan om hem te verrassen. Het echtpaar Van Witsen moet zich enkele dagen later melden in de plaatselijke school. Een in allerijl samengesteld koor zingt het echtpaar toe. De aanwezige verslaggever beschrijft de grote dankbaarheid van de gemeente voor de wijze waarop Salomon Abraham en zijn vrouw invulling geven aan de functie. Het cadeau dat namens de gemeente wordt gegeven is een bronzen geëmailleerde pendule met bijhorende ‘candélabres’ (kandelaars). Zichtbaar aangedaan bedankt Salomon Abraham, mede namens zijn vrouw, de gemeente voor de feestelijkheden. Hij belooft dat zijn nieuwe opgedane kennis ten goede zal komen aan de gemeenteleden. Nog tot na middernacht vermaken de aanwezigen zich met zang, dans en een glas wijn, valt op te maken uit een verslag.

Als het huwelijk van koningin Wilhelmina op handen is, neemt Salomon Abraham zitting in het plaatselijk comité dat geld bijeen probeert te brengen voor het aanbieden van een nationaal geschenk, een huwelijkscadeau voor de koningin. Het comité zorgt onder meer voor intekenlijsten waar de dorpelingen hun financiële bijdrage op bekend kunnen maken. Het ‘geschenk van het volk’ bestaat uit een diadeem, een halssieraad en twee armbanden.

In december 1902 is er brand in de woning waar het gezin woont, de oorzaak is onbekend: ‘Door het kloek optreden van de brandweer werd de binnenbrand nog al spoedig met een handbrandspuit gebluscht, zoodat de schade door het vuur aangericht niet zoo erg zal zijn als die door het water veroorzaakt’.
In de zomer van 1908 verhuist het gezin van Veendam-Wildervank naar Hoorn, waar Salomon Abraham een aanstelling heeft gekregen bij de plaatselijke Joodse gemeente. Het gezin woont er aan de Italiaanse Zeedijk, in het pand op nummer 120, naast de synagoge op nummer 122. Salomon Abraham wordt specifiek geregistreerd als godsdienstonderwijzer en leraar. In de krant wordt hij geïntroduceerd als leraar bij de plaatselijke Israëlitische gemeente. Hij verzorgt daarnaast ook de religieuze diensten bij het ‘rijksgesticht’ in Medemblik. Tijdens de viering van een jubileum van de geneesheer-directeur van deze zorginstelling spreekt Salomon Abraham zijn waardering uit voor de bereidheid van de jubilaris om telkens zorg te dragen voor een goede geestelijke verzorging van de patiënten.

In de zomer van 1909 slaagt zoon Abraham Meijer voor zijn eindexamen H.B.S. Vermoedelijk verhuist hij eerst naar Amsterdam en vanaf 1911 woont hij in Rotterdam, waar hij werkt als kantoorbediende. Sara Dina grijpt in 1909 net mis voor de derde plek in een atletiekwedstrijd; ze is gelijk geëindigd met een ander meisje, maar door loting krijgt de ander die derde plaats toegewezen. In 1914 wint Sara Dina de eerste prijs tijdens een wedstrijd ter gelegenheid van het dertig jarige bestaan van de plaatselijke turn- en schermvereniging. Een jaar later, in mei 1915, vieren de ouders Salomon Abraham en Helena hun vijfentwintigjarig huwelijksjubileum.

Het gezin is niet de enige bewoner van het pand aan de Italiaanse Zeedijk. Verschillende volwassenen wisselen elkaar af als inwonende. Hierbij valt op dat het allemaal Joodse mensen zijn en ook dat vrijwel iedereen staat geregistreerd als winkelbediende of winkeljuffrouw. Vanaf maart 1915 woont Herman Nieweg in deze hoedanigheid ook op dit adres. Waarschijnlijk ontmoet hij daar voor het eerst Salomon Abraham, in diens hoedanigheid als hospes, en Salomons dochter Sara Dina. Een kleine twee jaar later trouwt Herman met haar.

Voorafgaand aan haar huwelijk woont Sara Dina samen met haar broer bij hun oom Emanuel. Ook Emanuels zus Rosetta woont in dit huis. Voor Sara Dina is het drie maanden lang haar woonplek, tot ze, in februari 1917, trouwt. Een jaar later, in september 1918, treedt haar broer Abraham Meijer in het huwelijk met Sophia Levitus.

In 1920 neemt Salomon Abraham zitting in een comité dat zich verzet tegen de steeds hoger wordende gemeentelijke belastingen. Het comité verwacht van de gemeente ook een beter financieel beheer van het geïnde geld. De leden hebben zich niet ten doel gesteld om noodzakelijke uitgaven tegen te werken, maar wel om kritisch te zijn over deze uitgaven en overbodige uitgaven te signaleren, bijvoorbeeld als de gemeentelijke keuzes naar de mening van de leden alleen maar onnodige luxe voor de stad opleveren.

Na een dienstverband van vijftien jaar, staat in november 1923 het volgende in ‘Onze Courant’: ,,Naar we vernemen, zal de heer S.A. van Witsen, Israëlitisch godsdienstleeraar alhier, binnenkort zijn functie neerleggen, wegens een benoeming in gelijke betrekking aan het gesticht ‘het Apeldoornsche Bosch’ te Apeldoorn.’’ Het bericht wordt door enkele andere kranten overgenomen. Dit zorgt met één van deze kranten voor een relletje: ‘Onze Courant’ verwijt dat de andere krant geen bron heeft vermeld. Het verweer van deze concurrerende krant is, dat dit op grond van een mondelinge afspraak is toegestaan, als het gaat om een ‘gewoon stadsbericht’. De krant verwijt op zijn beurt ‘Onze Courant’ dat daar geregeld hetzelfde gebeurt. Waarbij nog even fijntjes wordt benadrukt dat het uitzonderlijk is, dat ‘Onze Courant’ überhaupt een primeur heeft weten te scoren. Feit blijft dat het echtpaar Van Witsen eind december 1923 naar Apeldoorn verhuist, waar ze gaan wonen in de Zutphensestraat, op nummer 143. Het huis behoort tot het complex van de Sara-hoeve, onderdeel van het Apeldoornsche Bosch. Hier nemen Salomon en Helena een dienstbode in dienst. Twee jaar later komt hun dochter met haar gezin ook in Apeldoorn wonen.

In de Nieuwe Apeldoornsche Courant wordt Salomon Abraham enkele weken na zijn aanstelling vermeld. Hij houdt een geestige redevoering tijdens het vijfentwintigjarige jubileum van één van de verpleegsters van het Apeldoornsche Bosch. Enkele dagen later wordt hij officieel beëdigd in de synagoge van de zorginstelling. De opperrabbijn van het ressort Gelderland benadrukt in zijn toespraak, met als uitgangspunt psalm 45 vers 5, de morele zijde van het ambt en de pastorale zorg voor ‘de ongelukkige patiënten’. Op zijn beurt bedankt Salomon Abraham het bestuur voor het in hem gestelde vertrouwen.

Salomon Abraham schrijft geregeld een stuk voor ‘De Vrijdagavond, Joodsch Weekblad’. Zijn bijdragen bestaan uit gedichten of liederen, geïnspireerd op de Tenach (Joodse bijbel). Ook is hij aanwezig bij enkele feestelijke openingen van nieuwe paviljoens. Bij één van de openingen spreekt hij over de profetie: ”Grooter zal zijn de heerlijkheid van dit laatste huis, dan die van het eerste.”

Op 25 februari 1937 viert Salomon Abraham zijn zeventigste verjaardag, waarbij ook aan het grote publiek bekend wordt gemaakt dat hij over enkele weken met emeritaat zal gaan. Hij heeft dan vijftig jaar als godsdienstonderwijzer gewerkt. Zijn opvolger is al bekend: Siegmund Leuvenberg (1902-1943). Tijdens de afscheidsdienst in de synagoge van het Apeldoornsche Bosch wordt in aanwezigheid van de leiding van de zorginstelling, verplegend personeel en ‘een grote schare’ verpleegden, na dertien jaar afscheid van hem genomen. Ook De Telegraaf besteedt hier aandacht aan. Salomon Abraham vertelt aan de aanwezigen dat hij dankbaar is dat hij zijn werk in gezondheid heeft mogen verrichten, en dat hij nog de kracht heeft om van zijn rustige jaren te genieten. Hij sluit de dienst af met een dankgebed. Voor de volgende middag is er nog een afscheid georganiseerd waarbij onder andere de Apeldoorners Freerk Hoogstraal (voorganger van het dorp Apeldoorn), Bension Levie Hes (secretaris) en Jacques Lobstein (geneesheer-directeur) een toespraak houden. Als afscheidscadeau krijgt hij een bloemstuk en een envelop met inhoud.

Het echtpaar Van Witsen vertrekt vanwege het emeritaat uit het huis aan de Zutphensestraat en gaat wonen in de Mariastraat op nummer 70. Twee jaar later neemt Freerk Hoogstraal (1864-1943) afscheid als voorganger van het dorp Apeldoorn. Salomon Abraham spreekt, ondanks zijn emeritaat, op zijn beurt een woord van dank uit voor het werk dat Freerk Hoogstraal heeft gedaan voor het Joodse geloofsleven in het dorp. Ook draagt Salomon Abraham een gedicht voor in het Hebreeuws.

Begin 1940 wordt in Apeldoorn de Joodsche Literaire Club opgericht. Salomon Abraham is één van de initiatiefnemers en hij neemt ook de rol van secretaris op zich. Andere bestuursleden van het eerste uur zijn Lion Slagter (de voorganger van de Joodse gemeente) en Eva Floretta Cohen-van Oosten (1906-1943). Hillegonda Polak-Drilsma (1902-1942) meldt zich aan als gewoon lid. Enkele dagen voordat de nazi’s Nederland binnenvallen komt de Literaire Club bijeen in de synagoge. Hier wordt door Lion Slagter gesproken over de noodzaak om als land in een bewogen tijd als deze paraat te zijn. Hij vervolgt dat het een geruststelling is dat ons land dat ook is (...). Het verslag van deze bijeenkomst staat een dag voordat Nederland wordt aangevallen in de krant. De Joodsche Literaire Club wordt gedurende de oorlog op last van de bezetter formeel opgeheven.

De zoon van Salomon en Helena, Abraham Meijer, en zijn vrouw Sophia, worden gedurende de oorlog in Kamp Westerbork geïnterneerd. Abraham Meijer krijgt een functie toegewezen bij de Ordedienst van het kamp. Hoogstwaarschijnlijk heeft zijn status als welvarend boekhandelaar hierin een rol gespeeld. Hij is één van mannen die in zijn functie als OD-er in januari 1943 naar het Apeldoornsche Bosch wordt gestuurd, met als doel de SS te helpen bij de ontruiming van deze zorginstelling.

Een paar dagen eerder, op 19 januari 1943, zijn vrijwel alle overgebleven Apeldoornse Joden naar het terrein van het Apeldoornsche Bosch gekomen en daar geïnterneerd. Onder hen bevindt zich ook het echtpaar Van Witsen en hun dochter en schoonzoon. Salomon Abraham en Helena zijn aanwezig als hun zoon, als lid van de Ordedienst, bij de zorginstelling arriveert. Het is denkbaar dat Abraham Meijer hier zijn familieleden heeft ontmoet, maar daar is geen bewijs voor. Nadat de patiënten en een groep personeelsleden in de nacht van 21 op 22 januari 1943 op wrede wijze worden weggevoerd, blijven vrijwel alle dorpelingen en het overige personeel achter op het terrein. Deze Joden worden in de loop van de dag met een gewone personentrein naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Onder hen zijn ook Helena en haar dochter en schoonzoon. Salomon Abraham blijft volgens de documentatie nog één dag op het vrijwel volledig verlaten zorgterrein. Nadat Helena en de andere dorpelingen zijn gedeporteerd, blijven alleen enkele werknemers en hun eventuele gezinnen nog op het terrein achter. De werknemers moeten zorgdragen voor een goede en vlotte ‘administratieve afwikkeling’ van, zoals de nazi’s het noemen, ‘de overname van het Apeldoornsche Bosch’. Deze groep blijft tot 2 februari 1943. Onbekend is waarom Salomon Abraham er als enige niet-werknemer, en zonder zijn vrouw, tot 23 januari blijft. Alleen de afwijkende registratiedatum in Kamp Westerbork verwijst hiernaar.

Op dinsdag 16 februari 1943 vertrekt een trein uit het kamp met als eindbestemming Auschwitz. Het echtpaar behoort tot de 1108 passagiers. Op vrijdag 19 februari 1943 komt de trein aan op het treinstation van Auschwitz. Salomon Abraham en Helena worden op dezelfde dag in een gaskamer vermoord.

Abraham Meijer en Sophia overleven de oorlog. Na de bevrijding horen zij dat hun beiden zonen in Auschwitz zijn omgebracht. Na de oorlog getuigt Abraham Meijer over de ontruiming van het Apeldoornsche Bosch: ,,Ik heb de afgesloten krankzinnigen in de wagons horen gillen en schreeuwen.’’
In doorgangskamp Westerbork moest hij in 1944 het dan nog volledig onbekende meisje Anne Frank bewaken, die daar na haar arrestatie in Nederland in een strafbarak was ondergebracht.

Bronnen: Stadsarchief Rotterdam, het Westfries Archief, het Utrechts Archief, de site Ter Navolging Tiel, het Regionaal Archief Gorinchem, ‘De Joodse Gemeente te Apeldoorn en het Apeldoornsche Bos’ door S. Laansma en Delpher (gedigitaliseerde Nederlandse historische kranten). Digitaal Joods Monument, CODA Archief Apeldoorn, Erica adresboek van Apeldoorn, Yad Vashem, het Gelders Archief, afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork en het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters.

6 januari 2020