Verhaal

“VEILIG” ACHTER DE HOLLANDSCHE WATERLINIE

Je kunt ze zo uit de familie foto's halen: oom Zadok Cohen is de langste man in beeld en Esther is het piepkleine vrouwtje met korte, spierwitte haren en een glimlach. Net voor de oorlog waren ze verhuisd van Groningen naar Amsterdam, want achter de bekende Hollandse Waterlinie voelden ze zich veiliger. In augustus 1940, vier maanden na de Duitse inval, kwamen ze even terug naar Eibergen voor de trouwerij van hun nichtje Johanna Zion met apotheker Ephraim Izak Levie Rosenbaum. Tante Esther had het stel bij elkaar gebracht toen bleek dat Ephraim, die in Groningen had gestudeerd, op zoek was naar een bruid. Ze had een leuk nichtje in Eibergen dat belangstelling had. Dat was het begin van een kortstondig huwelijk, want in 1943 werden de bruid, de bruidegom en hun twee maanden oude baby Maxje in de gaskamers van Sobibor omgebracht. Hun  dochtertje Betty (geboren Amsterdam 7 augustus 1941) overleefde de oorlog als onderduikstertje bij J.W. Hageman in Eibergen. 

Maar op die zonninge dag in augustus 1940 staan oom Zadok en tante Esther nog vrolijk op het grote familieportret. Zadok zelf had omstreeks de eeuwwisseling  als reizende kleermaker een aanstelling gekregen bij de firma Zion in Eibergen. In die vroege jaren van de twintigste eeuw kochten de boeren meestal eens per jaar kleding, voor Pasen. Dan moesten al die herenkostuums gemaakt worden. Eigenaar Kiewe (Jacob) Zion had bedacht dat het handig zou zijn als zijn broers en hij kleermakers aantrokken om ook gedurende het jaar costuums  op maat te vervaardigen, zodat die altijd in voorraad waren. En zo kwam kleermaker Zadok Cohen naar Eibergen gestapt en vond daar behalve een werkplaats ook een huwbare dochter des huizes. Zadok en Esther traden op 3 mei 1904 in Eibergen in het huwelijk.

Helaas bleef hun huwelijk kinderloos, maar uit de verhalen blijkt dat ze een enthousiaste oom en tante waren voor het woelige zestal van Esther's oudste broer Manuel. Die trokken elke vakantie naar het gastvrije huis van hun oom en tante in Groningen. Mijn vader Sallie, een van de neefjes, heeft onder het wakende oog van tante Esther zijn zwemdiploma gehaald omstreeks 1925 in het moderne Groningse Helpers Zwembad. Neefje Juul, elf jaar oud, kreeg in 1916 een ansichtkaart van oom Zadok waarop hij vraagt wanneer Juul vakantie krijgt van school en of hij komt logeren. Neefje Zadok is naar oom vernoemd, waarschijnlijk als een troost voor hun kinderloosheid. En zoals gezegd, nichtje Johanna vond dankzij tante Esther haar bruidegom in Groningen.  

Toen in Duitsland de vlaggen met de hakenkruizen aan de gebouwen hingen, de kranten vol met Jodenhaat stonden en de stem van Hitler ging bulderen, voelden Esther en Zadok zich niet meer veilig in Groningen, zo dicht bij de Duitse grens. Ze verhuisden naar een woning op de Amsterdamse Jacob Catskade, vlakbij de Nassaukade. Na de bruiloft van Johanna en Efraim Rosenbaum konden ze de familie in Eibergen niet meer bezoeken. Er kwam een reisverbod voor Joden.  Tante Esther was nog wel aanwezig op de eerste verjaardag van Betty Rosenbaum op 7 augustus 1942, want ze heeft haar naam in het babyboek van Betty geschreven. Maar toen baby Maxje werd geboren in Amsterdam, waren Esther en Zadok al uit hun 'veilige' huis weggehaald.

Hun lijdensweg begon in de zomer van 1942 en eindigde op  17.9.1942 in Auschwitz.  Wat er van hen overbleef was die flat op de Nassaukade, die nog jarenlang werd beheerd door de kinderen van Esthers broer….

Als ik naar de foto kijk, zie ik een echtpaar dat veel liefde gaf aan hun familie. Uit liefde voor hen schrijf ik dit verhaal, het weinige dat ik weet over mijn oudtante en haar man, die ik helaas nooit gekend heb.

Marcelle Zion. Jeruzalem, 2014