Rosetta den Hartog was een dochter van Abraham den Hartog en Leentje den Hartog. Daar hun moeder ziekelijk was, deden Rosetta en haar zuster Saar de huishouding en zij verrichtten verschillende werkzaamheden in de kosjere slagerij van hun vader. Rosetta liep moeilijk. Zij had vele sociale contacten. Ze zat in verschillende commissies en ze organiseerde feesten.
Rosetta kreeg een oproep zich op 14 augustus 1942 te melden bij Loods 24 aan de Entrepôtstraat (het Rotterdamse verzamelpunt voor joden) voor werkverruiming in Duitsland. Zij meldde zich niet, maar ging naar het Israëlietisch Ziekenhuis aan de Schietbaanlaan in Rotterdam waar haar zuster Elisabeth directrice was. Zij werd daar als verpleegster ingeschreven.
In de vroege ochtend van 26 februari 1943 deed de Sicherheitspolizei met steun van de Vrijwillige Hulppolitie een inval in het Israëlietisch Ziekenhuis in Rotterdam. Alle patiënten en het verplegend personeel werden op transport gesteld naar Westerbork, onder hen bevond zich Rosetta den Hartog. Zij werd met haar vader Abraham en haar zuster Sara Betrina op 10 maart 1943 vanuit Westerbork op transport gesteld naar Sobibor. Op vrijdagochtend 13 maart kwamen zij daar aan. Ze zijn op de dag van aankomst vergast.
J. de Moei, In het net gevangen. Een joods gezin in de Tweede Wereldoorlog. Ridderkerk, Rotterdam, Westebork, Polen (Rotterdam 2003) 13, 49-51, 61, 69 en 83
Biografie