Verhaal

Toespraak Martin Hemmink 7 april 2014

Toespraak van Martin Hemmink bij de onthulling van Stolpersteine voor Melkmarkt 6 te Zwolle op 7 april 2014.

Ik vind het een eer om namens mijn familie, in het bijzonder mijn oom Daan en mijn moeder maar ook mijn aanwezige tante Willie, mijn vader, zussen, neven en nichten en kinderen, enige woorden te mogen spreken. Het is een relaas dat grotendeels door mijn moeder is ingegeven. Als ik het dan over mijn heb doe ik dat vanuit het perspectief van mijn moeder.

We staan hier voor Melkmarkt 6. In de oorlogsjaren woonden hier mijn opa en oma Joseph de Leeuwe en Eva de Leeuwe –Luteraan en mijn ongetrouwde tante Aaltje, dochter van eerstgenoemden en zus van mijn moeder.

Talrijk zijn mijn herinneringen aan dit pand en aan hun bewoners. Als kind kwamen wij hier veel. In ieder geval in het weekend en vaak ook door de week. Ik herinner me dat we tussen de pallets met fietsbanden speelden en opa vond dat prima. Wat ik me ook nog goed kan herinneren, is dat mijn oma een echte keukenprinses was. Ze kon enorm goed bakken en braden en in het weekend werden er steevast taarten gemaakt. Met veel liefde werd er voor opa speciaal gekookt aangezien hij zwaar suikerpatiënt was. Een ziekte die hem overigens fataal werd.

Mijn ouders hebben een maand of drie gevangen gezeten in de Oranjegevangenis in Scheveningen. Zij werden, verraden door iemand, op heterdaad betrapt toen ze naar de Engelse radio zaten te luisteren. Wij, d.w.z. mijn drie broers en ik moesten ergens ondergebracht worden. Mijn broers, Jopie, Daan en Hans gingen bij opa en oma hier aan de Melkmarkt logeren. Ikzelf ging naar mijn oom Isaac, ook wel oom broer genoemd, en tante Annie de Leeuwe toe. Ik sliep bij mij kleine nichtje Evelien, een meisje van een jaar of …. ,  op de kamer en we hadden de grootste lol met z’n tweeën.

Opa overleed in augustus 1942 en de situatie werd heel dramatisch toen dit pand door de bezetter gevorderd werd en oma en tante Aaltje het huis moesten verlaten. Ze kwamen in de Bloemendalstraat terecht. Oma en tante Aaltje werden afgevoerd naar Vught en vervolgens naar Sobibor, waar zij ten onder gingen. Eenzelfde lot onderging onze familie uit de Luttekestraat.

Tot zover de herinneringen van mijn moeder. Ik, als achterkleinzoon van opa Joseph en oma Eva en achterneef van tante Aaltje de Leeuwe, zou willen afsluiten met een gedeelte van een tekst van Bram Vermeulen: ‘Ik heb een steen verlegd, in een rivier op aarde. Nu weet ik dat ik nooit zal zijn vergeten. Ik leverde bewijs van mijn bestaan. Omdat, door het verleggen van die ene steen, de stroom nooit meer dezelfde weg zal gaan.’

Alle rechten voorbehouden