Verhaal

Toespraak Bert J. Davidson 7 november 2014

Meneer de wethouder, lieve Vera en andere familieleden, beste vrienden, leden van de Stichting Eregraf Stijkelgroep, bedrijfsmedewerkers van Lecturis en Westerhof, dames en heren.

Als er iets ergs gebeurd is in het verleden zegt men vaak: zand erover. Dat is op de plek waar we nu staan letterlijk gebeurd. Vroeger was de Jufferenwal hier een smalle straat, het centrum van een volksbuurt; er was een school, een klein plantsoen, trefcenters, werkplaatsen en winkels, en bovenal een rijtje unieke huizen voor oude vrouwen, met hoge stoepjes om overstromingen te ontgaan die vaak voorkwamen toen er nog geen keersluis was. Ze hadden eigenlijk nu in het Openluchtmuseum moeten staan.

Maar ja. Dat is bijna allemaal verdwenen toen de straat verbreed moest worden; mensen werden uit hun huizen gezet en naar flatjes gestuurd, zonder keuze, slachtoffers van de vooruitgang die het oude stadsbeeld voor een flink deel heeft weggevaagd. Nu staan er grote winkels, horecabedrijven, en luxe appartementen met aanlegplaatsen voor boten voor de privileged few. Op de plek waar wij straks de Stolperstein voor Barend Davidson gaan onthullen stond een groot non-descript jugendstil huis, ook met zo'n hoge hardstenen stoep. Daar ben ik gaan graven om het verleden van een onbekende held en zijn familie weer aan het licht brengen.

Het leven hangt van toevalligheden aan elkaar, en zo was ik voor een gesprek bij het Historisch Centrum van Overijssel. Jan ten Hove, die toen zo'n prachtig boek over de geschiedenis van Zwolle schreef, had een dossier uit het archief meegebracht. Het was het dossier van Barend Davidson 'die ik natuurlijk wel kende'. Ik had nog nooit van Barend Davidson gehoord; mijn ouders en zeker mijn vader praatten nooit over het verleden, het was een pijnlijk onderwerp dat beter vergeten kon worden.

Het dossier bestond uit foto's, brieven, formulieren, verslagen van rechtszaken in het Duits, ontvangstbewijzen maar bovenal een heel klein notitieboekje gekaft in een Duitse krant uit de 40’er jaren. Dat intrigeerde mij het meest en thuisgekomen las ik het meteen. Het was geschreven met de hand, in potlood, in heel klein schrift. In het eerste gedeelte stond een gedetailleerd ontwerp voor een textielgroothandel die Barend Davidson op het oog had, maar daarna kwam er een dagboek in de vorm van brieven aan zijn vrouw Margot. Het was geschreven in de gevangenis in Berlijn aan de Lehrterstrasse en in zijn eenvoud was de tekst heel aangrijpend.

Samen met de andere informatie die ik toen gekregen had, was het duidelijk voor mij dat we hier met een geschiedenis te maken hadden die maar weinig bekend was en niet verloren moest gaan. Barend Davidson en later zijn vrouw Go zijn naar mijn weten de enige joden geweest die in het openbaar verzet in Zwolle gewerkt hebben. In heel Nederland waren er maar 1000, 500 daarvan zijn omgekomen. Ze waren zo onbekend dat hun namen niet eens op de lijst waren toen, onder veel protest, straatnamen in Zwolle naar oorlogsslachtoffers, ondergrondse werkers en andere figuren die een rol speelden in wat nog steeds 'de oorlog' wordt genoemd, werden gekozen.

Barend Davidson is geboren op 5 oktober 1907 in Zwolle in een familie die al zeker sinds 1767 in de stad woonde. Er is heel weinig bekend over hem tot de tijd dat hij gearresteerd werd. Er zijn weinig gegevens en er is niemand meer in leven die hem echt heeft gekend. Hij bezocht de handelsschool die in die tijd in het refter van de Bethlehems kerk gevestigd was. Aanvankelijk was hij veehandelaar, net zoals de meeste leden van de familie, maar later vestigde hij zich als handelaar in kantoorbenodigdheden. Wat we wel weten is dat hij heel sportief was; hij voetbalde en bokste, speelde in een jazzband, en hield van acteren en zingen. Daar ontmoette hij ook Margo Keijzer (ook wel Go genoemd) die een paar jaar ouder was. In de dertiger jaren begon hij een winkel in de Luttekestraat, samen met Margo, met wie hij in 1935 getrouwd was. Ze kregen een dochter Vera en zaken gingen goed. Met de rest van de wereld ging het minder goed, het was duidelijk dat Hitler en Duitsland een groot gevaar waren speciaal voor de joodse gemeenschap. Er kwamen veel Duitsjoodse vluchtelingen naar Nederland en Zwolle, waaronder zijn oom waar hij vroeger veel gelogeerd had. Nadat Nederland bezet was, begon de geleidelijke isolatie van joden uit de maatschappij. Barend zag dat gebeuren en had weinig vertrouwen in de toekomst. Hij was een beminnelijk man en als handelsreiziger maakte hij veel contacten. Onder deze contacten waren mensen die in het prille begin van het verzet zaten. Hij werkte daaraan mee door mogelijkheden te vinden om mensen met strategische kennis naar Engeland te sturen en anderen die door de Duitsers gezocht werden te helpen onderduiken. Zonder het zelf te weten werd hij betrokken in wat later door de Duitsers de Stijkelgroep genoemd werd. Het waren eigenlijk losse cellen van verzetsgroepen, waarvan er altijd wel een kennis had en meewerkte in een andere groep. De centrale figuur was Han Stijkel, een leraar Engels die veel connecties had, ook in de regering in Londen. Het doel was voornamelijk een ordedienst te zijn om te voorkomen dat na de onvermijdelijke val van het 1000-jarige rijk het land tot chaos verviel. Er werd door verschillende leden ook spionagemateriaal verzameld, geweldadig verzet zoals later plaats viel was niet hun doel. De leden van de Stijkelgroep waren onervaren en naïef en vielen in de val van het Englandspiel, waar de Duitse contraspionagedienst door infiltratie volledig inzicht in het doen en laten van de groep had. Toen Stijkel met een paar medewerkers naar Engeland probeerde te gaan met spionage materiaal werden zij gearresteerd. De documenten en geheime apparaten werden gevonden en 150 mensen werden in korte tijd gearresteerd. Daarvan werden er 47 naar het "Oranjehotel", de beruchte strafgevangenis van de bezetters in Scheveningen, gebracht. Ook Barend werd opgepakt, voor onbekende redenen dook hij niet onder hoewel hij wist dat er naar hem gezocht werd.

In tegenstelling tot wat meestal gebeurde met mensen die verdacht werden van verzetsdaden werden de mensen van de Stijkelgroep niet meteen berecht, vrijgelaten of geëxecuteerd maar ondergingen een langdurig onderzoek. Er was niet veel te ontkennen want alle gegevens waren bekend.

Na bijna een jaar werden ze voor berechting naar Berlijn gestuurd. De rechtszaak duurde niet lang, er waren genoeg bewijzen, er was nauwelijks verdediging. Op aandrang van Himmler en Hitler zelf werden ze nu beschouwd als "Nacht und Nebel" personen die spoorloos moesten verdwijnen. Bijna allen werden ter dood veroordeeld. Het voltrekken van het vonnis werd uitgesteld door pogingen om gratie te krijgen en de straf om te zetten in ruil voor strafverlichting voor Duitse militairen in geallieerde gevangenschap. Toen er geen Duitsers voor uitruiling gevonden konden worden, werd tenslotte het vonnis uitgevoerd. Er werden 37 leden van de Stijkelgroep gefusilleerd; de rest werd veroordeeld tot gevangenisstraffen wat voor de meesten slechts uitstel van executie betekende: ze overleefden de strafkampen niet. Tenslotte keerden maar drie vrouwen en een man terug.

Barend Davidson had al in het Oranjehotel een dagboek bijgehouden maar omdat hij bang was dat het tegen hem gebruikt zou worden, vernietigde hij dat daar. In Berlijn schreef hij in zijn dagboek alleen over zijn dagelijkse leven en filosofeerde.

In het dagboek onthult Barend Davidson zich als een nuchter, gevoelig en optimistisch mens. Hoewel hij in een zeer benauwde ruimte leeft en systematisch uitgehongerd wordt, legt hij zich niet bij de pakken neer. Hij probeert zoveel mogelijk een normaal leven te leiden, doet lichaamsoefeningen, leert nieuwe talen, werkt zoveel als mogelijk is en helpt medegevangenen. Hij is meer bezorgd over de mensen die hij achterliet dan om hemzelf en denkt dat hij het beter heeft dan zij. Hij mist zijn vrouw en dochter en het leven dat hij voor de oorlog leidde. Hij besluit het dagboek omstreeks de tijd dat het vonnis uitgesproken is. Het dagboek is in zijn geheel in het boek opgenomen.

Het journaal is op miraculeuze wijze bewaard gebleven. Het was het enige van zijn bezittingen dat achterbleef toen hij weggevoerd werd voor executie. Zijn celgenoot overleefde de oorlog en nam het boekje met zich mee. Hij gaf het toen aan iemand die naar de herbegrafenis van de leden van de Stijkelgroep ging, die het vervolgens aan Go Davidson gaf. Tenslotte is het bij het Historisch Centrum van Overijssel terecht gekomen.

De Nederlandse regering in die tijd had weinig sympathie voor mensen die naar Duitsland weggevoerd waren naar concentratie- of werkkampen. De Stijkelgroep was een van de weinige uitzonderingen en met veel moeite werden de lichamen opgehaald, gerepatrieerd naar Nederland en daar onder veel pracht en praal herbegraven in een speciaal eregraf op Westduin in Den Haag. Er is nog steeds een Stichting Eregraf Stijkelgroep die vandaag hier vertegenwoordigd is.

Margo Davidson en haar dochtertje Vera overleefden de oorlog. Ze werden opgepakt in de eerste razzia op 3 oktober 1942, maar ontsnapten uit het Gymnasium Celeanum waarheen ze waren gebracht voor deportatie naar Westerbork en doken toen onder in aparte huizen niet meer dan een kilometer van elkaar vandaan. Ze wisten van elkaar niet waar ze woonden en onderhielden contact via brieven. Tijdens het einde van de oorlog ging Vera gewoon weer naar school. Ook Go waagde zich op straat. Ze was intussen betrokken bij het verzet en hielp geallieerde vliegers ontsnappen. Zij werd op straat aangehouden door de beruchte Nederlandse Rijksvoorlichtingsdienst agent Piet Cieraad en werd opgesloten in de Zwolse gevangenis die nu, voor mij onbegrijpelijk, tot een duur hotel gemaakt is. Zoals ze in de VS zeggen: 'For people with more dollars than sense.' Go was daar alleen maar op verdenking van deelname aan het verzet, maar door verraad werd bekend dat ze joods was. Ze werd afgevoerd naar het doorvoerkamp Westerbork maar er vertrokken geen treinen meer naar Auswitz, en na de bevrijding verenigden moeder en dochter zich. Barend en Go Davidson hebben beiden het verzetskruis gekregen, Go uit handen van Prins Bernhard.

Ik heb lang gedaan over het schrijven van het boek. Niet alleen omdat ik een druk leven had en mijn gezondheid erg broos was, maar ook omdat het moeilijk was om de gebeurtenissen te verwerken en verdragen. Het is de hulp en aansporing van de vele mensen die genoemd worden in het ten geleide van het boek die publicatie mogelijk heeft gemaakt.

Ik was tot dan grotendeels over de geschiedenis van mijn familie in het duister gehouden, ik wist alleen over de historie van de wereldoorlog in algemene, onpersoonlijke termen. Als het gaat over je eigen familie wordt het anders, het kruipt onder je huid, het wordt deel van je. Ik heb mijn vertrouwen dat de mens van nature goed is voorgoed verloren. Ik werd overspoeld door de wreedheid van mensen ten opzichte van elkaar, de gewelddadigheden van de oorlog, de haat ten opzichte van alles dat 'anders' is en de onverschilligheid van het leeuwendeel van de Nederlandse bevolking. Er heulden vele malen meer Nederlanders met de Nazi's dan die meevochten in de illegaliteit, wat de heldhaftigheid van degenen die zich wel verzetten des te groter maakt. Nederland had het laagste percentage verzetsmensen in bezet Europa en alleen in Polen zijn verhoudingswijze meer Joden omgekomen dan in ons land.

De houding van de Nederlandse regering voor, gedurende, en na de oorlog is niets minder dan schandalig te noemen. Al vroeg stopte Nederland binnenkomst van Duitse vluchtelingen, de regering in Londen spoorde de bevolking aan om samen te werken met de Duitsers die zo dapper gevochten hadden (denk aan het platgooien van Rotterdam), en was richtingloos, chaotisch en liep in de val van het Englandspiel. Na de oorlog werd het sprookje verzonnen dat Nederland zo heldhaftig was, gesteund door vele boeken, films en de pers. Ook werden het merendeel van de zware oorlogsmisdadigers, zowel Duitsers als Nederlanders, tot relatief lichte straffen veroordeeld of werd het vonnis verzacht. Zo werd bijvoorbeeld de aanvankelijke doodstraf van Dick Cieraad, die direct en indirect tientallen mensen het graf heeft ingejaagd veranderd tot 20 jaar met aftrek, onder invloed van de toen katholieke regering en het koninklijk huis. De repatriëring van ontheemde Nederlands in Duitsland en andere landen kwam pas op gang onder druk van de geallieerden. De rol van de communisten in de illegaliteit is, om politieke redenen, ook nu nog vaak 'vergeten'.

Het herdenken van de tweede wereldoorlog en de holocaust in Nederland is over de jaren alleen maar sterker geworden. Het lijkt er voor mij soms op dat deze generatie boete doet voor het wangedrag van twee generaties terug. Met uitsluiten van de indoctrinatie van jonge mensen, zie ik niet veel nut in het herdenken, alleen mensen die al overtuigd zijn van het kwaad van het verleden nemen deel. Degenen waarvoor het bedoeld zou moeten zijn, zijn afwezig of verhard. Het is een beetje een raadsel voor mij dat van alle monumenten die de 2e wereldoorlog in Zwolle gedenken, datgene dat het grootste aantal slachtoffers herdenkt, de Rozenboom in de tuin van het voormalige Gymnasium Celeanum, niet gesponsord wordt door een school.

Ik heb dit boek voornamelijk geschreven om het heldhaftige leven van twee eenvoudige mensen te herdenken die beiden een dubbel risico namen door te vechten tegen een diabolisch regime. Mensen zijn pas echt overleden als niemand meer aan hen denkt, als er niets over is dat nog aan hen herinnert.

Moge Barend en Go Davidson en de leden van de Stijkelgroep nog lang in de herinnering voortleven.

Dank u wel.

Alle rechten voorbehouden