Het gezin van Eduard en Marianne Rosenbaum was afkomstig uit de stad Stettin in Duitsland en had daar een juwelierswinkel.
Toen de nazi’s in 1933 aan de macht kwamen stuurden de ouders hun 2 zonen Fritz en Max naar het veilig geachte Nederland dat in de vorige oorlog immers neutraal en onbezet gebleven was.
Toen het nazigeweld in november 1938 uiteindelijk tot de beruchte ‘Kristallnacht ’leidde voegden zij zich tenslotte bij hun zonen in Amsterdam.
Fritz en Max was het inmiddels gelukt een klein kelderwinkeltje te huren in de van Baerlestraat en konden in hun levensonderhoud voorzien met het verrichten van kleine reparaties van sierraden.
Voor hun ouder vonden zij een woning in de vlakbij gelegen Wouwermanstraat.
Uiteindelijk zijn Eduard en Marianne tijdens razzia’s opgepakt, gedeporteerd en in Auschwitz om het leven gebracht.
Hun jongste zoon Max, die in januari 1942 getrouwd was met Mw. Frederika Carvalho, werd samen met zijn vrouw naar Sobibor gedeporteerd en daar om het leven gebracht.
De oudste zoon Fritz, die inmiddels getrouwd was met een niet-joodse vrouw, Mw. Sietske Monsma, bleef hierdoor voor onmiddelijke deportatie gespaard maar raakte door inbeslagname alles wat hij moeizaam samen met zijn broer in Amsterdam had opgebouwd weer kwijt. Fritz Rosenbaum en zijn vrouw kregen 3 kinderen, Sylvia (1942), Eduard (1944) en Donald (1947) en vestigde zich opnieuw als juwelier in Amsterdam.
Hij overleed daar in 1985.
Verhaal