Verhaal

Klara Ikenberg-Löwenhardt

Klara (Claere, Clär) was één van de vijf kinderen van Isidor Löwenhardt (1874-1942) en Emilie Löwenhardt-Aron (1879-1942). Zij werd op 12 juli 1906 in Sterkrade geboren. Haar oudste broer Julius emigreerde naar Israël, waar hij een zoon, en nu nog in leven zijnde kleinzoon Menachem, kleindochter Yael en achterkleinkinderen naliet. Julius stierf op 30 december 1947 in het bloedbad dat werd aangericht op de Britse olieraffinaderij van Haifa.

Klara's oudere zus Else kwam met hun ouders om in het ghetto van Riga. Haar jongere broer Saly huwde in 1937 een Nederlandse en werd in juni 1943 met vrouw en baby in Sobibor vermoord. De jongste zus, Friederiecka (Friedel) Löwenhardt, is na de Kristallnacht naar Engeland gevlucht. Zij kreeg een positie van hulp in de huishouding bij een joodse familie in Londen. In 1972 bezocht Friedel de vrouw en kinderen van haar in 1947 vermoorde broer Julius in Israel.

Klara woonde met haar man Ludwig in Einbeck en Altenbeken, Duitsland. Het Gedenkbuch van het Bundesarchiv meldt dat zij op 18 april 1939 met haar man naar Nederland vluchtte. Blijkens de persoonskaarten uit de Hulpsecretarie van de gemeente Hooghalen in kamp Westerbork werd Ludwig echter al op 12 april in het Lloyd Hotel te Amsterdam geregistreerd, na in Rotterdam tien dagen in 'quarantaine' te hebben doorgebracht. Het eerste adres van Klara in Nederland (22 november - 12 december 1939) was Borssenburgstraat 10, Amsterdam, waar Johanna Philipps-Baumgarten woonde. Op 12 december werd zij ingeschreven op het adres Mauvestraat 9''' bij het gezin van Jacob van der Kar.

Klara en Ludwig werden op 27 februari 1940 gezamenlijk ingeschreven in Centraal Vluchtelingenkamp Westerbork. Daar kregen zij op 6 juli 1941 een zoon: Kurt Herbert. Kurt komt voor op een lijst van gevangenen in Theresienstadt, afgedrukt in Terezinska Pametni Kniha/Theresienstaedter Gedenkbuch (Terezinska Iniciativa, vol. I-II Melantrich, Praha 1995, vol. III Academia Verlag, Praag 2000)

In juli 2011 werd een briefwisseling ontdekt waarin Klara vanuit kamp Westerbork haar zuster Friedel in Londen bericht over de ontwikkeling van zoontje Kurt.

Op 4 september 1944 werd het gezin vanuit Westerbork naar Theresienstadt gedeporteerd in transport XXIV/7. Dit was het laatste transport vanuit Westerbork naar Theresienstadt en omvatte niet minder dan 2.081 personen. Ludwig werd op 29 september op transport gesteld naar Auschwitz, Klara en hun zoon op 4 oktober. Op 8 mei 1945 is Klara dood verklaard.

Voor het gebouw van de spaarbank in Altenbeken, Duitsland, liggen sinds 2007 Stolpersteine voor Klara, Ludwig, Kurt en acht andere leden van de familie Ikenberg.

Nederlands Rode Kruis, archief Oorlogsnazorg, persoonskaarten Hulpsecretarie Westerbork

Alle rechten voorbehouden