Verhaal

April, herdenkingsmaand

Verhaal geschreven door Ellen van der Spiegel Cohen over haar ouders Salomon Cohen en Bertha Cohen-Hartog.

Voor veel mensen is Mei de maand waarin de tweede wereldoorlog herdacht wordt. Voor mij is dat April. Ieder jaar ervaar ik naast de vreugde om de lente een gevoel van bitterheid. Mijn ouders – nauwelijks dertig jaar oud- zijn allebei op 20 april 1943 vanuit Westerbork gedeporteerd naar Sobibor. Als ik in de voorjaarszon geniet van witte en roze bloesem vraag ik mij altijd af of zij vanuit de veewagons ook de bloeiende bomen hebben gezien. “Ik ween om bloemen in de knop gebroken…”

Ik heb iets van hun verdriet en hun pijn altijd met mij meegedragen. Maar ook een zekere nieuwsgierigheid naar hun leven. Wat waren zij voor mensen? Door digitalisering is het makkelijker geworden om informatie over je familie te achterhalen. Zo ben ik vorig jaar weer wat meer te weten gekomen over mijn ouders via de site van Westerbork Portretten.

De conservator heeft op mijn verzoek gegevens over mijn ouders verzameld en ze mij toegestuurd.

Over Salomon Cohen is het volgende bekend:

Salomon Cohen is geboren op 29 mei 1913 in Neheim. Woonadres: Schieweg 85B Rotterdam. Beroep: kantoorbediende. Dochter: Elsje 19-06-1942.
Aankomst in kamp Westerbork op 10 april 1943. Geen vrijstelling (van transport). Transport vanuit kamp Westerbork naar Sobibor op 20 april 1943. Omgekomen in Sobibor op 23 april 1943.
Aantekeningen. Indruk: ijverig en betrouwbaar. Vroegere werkkring: afdelingschef kantoor; 4 jaar MULO, praktijkdiploma. Diploma Duits, Engels en Steno.

Over Bertha Cohen-Hartog is het volgende bekend:

Bertha Hartog is geboren op 25 mei 1912 in Dordrecht. Woonadres: Schieweg 85B Rotterdam
Aankomst in kamp Westerbork op 10 april 1943. Ondergebracht in barak 57. Beroep: gediplomeerd kinderverpleegster en op basis hiervan vrijstelling (van transport).
Transport vanuit kamp Westerbork naar Sobibor op 20 april 1943. Omgekomen in Sobibor op 23 april 1943.

De meeste van de data waren mij bekend, maar ik vroeg mij altijd af hoe lang zij in Westerbork zijn geweest.
Ik wist ook niet dat mijn vader 4 jaar MULO had. Waar is die indruk op gebaseerd, dat hij ijverig en betrouwbaar was? Hij heeft er weinig aan gehad, het heeft hem niet zijn leven gered (denk ik dan bitter, achteraf). Van mijn moeder wist ik niet dat zij een vrijstelling had. Hebben zij daar misschien te veel op vertrouwd? Ik heb mij altijd afgevraagd waarom zij (relatief laat, in april 1943) zijn gedeporteerd. Voor zover ik weet zijn ze nooit ondergedoken.

Mij hebben ze al in oktober 1942 laten onderduiken. Ik weet intussen mijn verhaal, omdat het is opgetekend in een boekje over de student Simon Luitse, die veel joodse kinderen, waaronder mij, heeft laten onderduiken.
Een medewerkster van Simon vertelt:

“Het is niet bekend hoeveel kinderen Simon heeft weten te redden. Een van de kinderen is een zekere Elsje. Wie met dit kind op de proppen kwam, kan ik me niet meer herinneren. Op de dag dat de baby opgehaald moest worden, kreeg ik een telefoontje dat ik ” de boodschap niet moest doen”. Dat betekende dat er gevaar dreigde, en dat we de baby aan niemand moesten meegeven.”
(Er waren onder de koeriers namelijk ook verraders. Als het een beetje anders was gegaan, zat ik hier nu niet te schrijven!)
De medewerkster van Simon vertelt verder:
“We hebben toen het echtpaar Van der Spiegel, hij was leraar aan het Christelijk gymnasium, bereid gevonden om Elsje op te nemen . Zelf waren zij kinderloos. Ik had bij station Delftsepoort (nu Rotterdam Centraal) de kleren en nog een paar dingen van de baby afgegeven en het bonnetje op de buik van de baby vastgespeld. Het werd een vreselijke kliederboel, want de laatste uren voor we de baby voor de deur van Van der Spiegel te vondeling legden, hadden we geen luiers meer, die zaten in het pakket op het station.”

Ik heb nog altijd de kleertjes die ik aan had toen ik daar op de stoep werd gelegd. Ik moet er altijd aan denken dat mijn moeder die ook heeft vastgehouden toen ze mij voor de laatste keer vasthield. Wat heeft zij toen gedacht?
In hetzelfde boekje staat: “Simon was heel rechtlijnig. Hij liet de moeder van het meisje weten dat de baby over één uur klaar moest staan. Tegensputteren hielp niet. Als de moeder vroeg waar het kind heen ging antwoordde hij: “dat hoeft u niet te weten”. Dat was natuurlijk ook voor de veiligheid van het kind, maar voor de moeder was het wel heel moeilijk.”

Van één van mijn moeders zusters, die de oorlog overleefde, heb ik een fotoalbum gekregen, waarin ook veel foto’s van mijn ouders staan. In de loop van de jaren veranderde mijn beeld. Als kind keek ik naar die foto’s, dat waren mijn mamma en pappa. Toen werd ik even oud als zij. Daarna realiseerde ik me dat ik ouder was dan zij ooit waren geworden. Als ik nu naar de foto’s kijk, heb ik het gevoel dat zij mijn kinderen hadden kunnen zijn…
In het fotoalbum staan veel vrolijke kiekjes, bij voorbeeld aan het strand en in de Ardennen. Dat probeer ik mij vaak te realiseren, dat zij ook hele gelukkige jaren gekend hebben, maar dat ik hun leven vooral zie in het licht – je kunt beter zeggen “in het duister” - van wat later gebeurd is.
Ik heb een ingelijste foto van hun huwelijk, op 29 maart 1939. En een heel mooi receptieboek, waarin bij hun receptie - in “Parkzicht” in Rotterdam - familieleden en vrienden allemaal hartverwarmende goede wensen hebben geschreven. Zoals: “Uw ouders wenschen U een in alle opzichten gelukkige toekomst” en “Dat Uw pad steeds over rozen moge gaan, wenschen wij u van harte…”
Maar van al die goede wensen is niets uitgekomen. Ongeveer vier jaar later waren mijn ouders, en vrijwel alle familieleden en vrienden, die in het receptieboek hebben geschreven, vermoord.

Door zo over hen te schrijven, leven zij nog een beetje voort.
Ik was hun eerste (en enige) baby. Na de oorlog fantaseerde ik nog wel eens dat zij terugkwamen, en ging ik kijken in het huis waar zij gewoond hadden (vlak bij het huis waar ik toen woonde). Later ging ik op zolder zitten kijken in de papieren die ik van het Rode Kruis had gekregen, waarin staat wanneer en waar, en hoe mijn familie is overleden.

Bijna wordt het weer April, weer lente. Vorig jaar schreef ik dit gedicht:

Voor mijn ouders Sal Cohen en Bep Hartog
Westerbork 20 april 1943 – Sobibor 23 april 1943

April, bloesemmaand
Zoveel jaren geleden

Ik zit sjiewe
In de zon
Onder de bloesembomen
En zeg kaddiesj

Opeens de eerste zwaluw
die overvliegt

ik zeg kaddiesj

die overvliegt
naar het verleden
en mijn trouw,
mijn liefde
met zich meedraagt

naar jullie
in de veewagon
het concentratiekamp
de gaskamer

april, bloesemmaand
zoveel jaren geleden

het is voorbij
Is het voorbij?

Ellen van der Spiegel Cohen

Op verzoek geplaatst door de Redactie

Alle rechten voorbehouden