Deze bijdrage is toegevoegd via AndereAchterhuizen.nl, waar verhalen van Joodse onderduikers in kaart worden gebracht.
Rose-Mary Weijel-Kahn was ondergedoken in Doornspijk, Veldweg 48
Vader Rene ontsnapte uit Westerbork met behulp van een schillenboer die op de hoogte was gebracht door Ang van Slooten. Verborgen onder de schillen kwam hij uit het kamp en ook hij bereikte Doornspijk. Ze bleven de hele verdere oorlog bij de familie Zeeburg ondergedoken.
“Twee grote kamers waren er in de boerderij in Doornspijk. In de ene, de opkamer, dronk de familie Van Zeeburg zondags koffie, in de andere zaten wij de hele week.”
Het was een hele angstige tijd voor Rose-Mary. Ze mochten absoluut niet buiten komen. Broer Rob maakte een schuilplek in een ruimte tussen de zoldervloer en het plafond van de verdieping eronder. Via een luik dat hij zaagde kon je erin en eruit. Ze maakten er een paar keer gebruik van maar het bleek iedere keer loos alarm. Tot op een dag iemand kwam waarschuwen dat Duitse soldaten boerderij na boerderij afliepen op zoek naar neergeschoten Engelse piloten.
“Eén keer liepen ze letterlijk over het luik, ik stond doodsangsten uit. Dat luik heeft ons leven gered.”
In april 1945 werden ze bevrijd. Toen het hele gezin naar buiten ging zagen ze plotseling het stro in de schuur bewegen. Twee Duitse soldaten die zich wilden overgeven hadden zich daar verstopt. Na de bevrijding gingen ze terug naar Amsterdam. Het huis in de Lairessestraat konden ze niet meer in. Het werd gebruikt door de rijkspolitie. Het duurde meer dan een jaar voordat het werd ontruimd.
“Hirsch was zo leeg geplunderd dat mijn vader van nul af aan moest beginnen. Dat heeft hij gedaan. Eerst in de Kalverstraat, na een paar jaar keerden we terug naar het Leidseplein. Maar ’t is nooit meer geworden wat het geweest was.”