Verhaal

Palestina-pioniers in Nederland

Door: Daniël Metz

Paviljoen Loosdrechtse Rade, één van de onderkomens van de jeugd-aliyah

Door: Daniël Metz

In 2007 is op het Digitaal Monument een nieuw thema-artikel geplaatst over zionisme en hachsjara (de voorbereiding op emigratie naar het toenmalige Palestina). In dat artikel wordt onder meer ingegaan op de bijzondere lotgevallen van de Palestina-pioniers.

Dat Nederland voor de oorlog een actieve pioniersbeweging heeft gehad is niet zo vanzelfsprekend. Het zionisme streefde naar een eigen Joodse staat met Jeruzalem als hoofdstad. Maar in Nederland bleef de aanhang van deze beweging klein. In vergelijking tot omliggende landen waren Joden hier goed geïntegreerd. Zij voelden zich veilig en zagen geen reden te emigreren naar een dorre woestijn.

De pioniersbeweging is opgekomen na de Eerste Wereldoorlog. Het Ottomaanse Rijk was als verliezer uit de strijd gekomen en had onder meer haar gezag over Palestina verloren. Onder het Britse mandaat dat volgde werd immigratie in beperkte mate toegestaan. Hiertoe werden Palestina-certificaten versterkt om de toestroom controleerbaar te houden. Eén van de mogelijkheden om zo’n certificaat te bemachtigen was door een gedegen agrarische opleiding te volgen. Voor de ontginning van het dorre land waren gemotiveerde agrariërs nodig. In Centraal- en Oost-Europa ontstond een uitgebreid netwerk van opleidingscentra voor jongeren die zich voorbereiden op emigratie.

De oudste pioniersvereniging in Nederland is in 1918 in Deventer opgericht door Ru (Rudolf) Cohen (Deventer 27-7-1889).[1] Het had een verenigingsgebouw ‘Beth Chaloets’ (het Pioniershuis) voor sociale bijeenkomsten en klassikaal onderwijs. De praktische opleiding volgden de pioniers bij boeren in de omgeving, bij wie zij ook inwoonden. In 1940 telde de vereniging 250 leden. Met het toenemende antisemitisme in Europa in de jaren ’30 groeide ook in Nederland het besef dat een Joodse staat uitkomst kon bieden. Daarnaast kreeg Nederland te maken met een grote stroom Duitse vluchtelingen. Juist onder de Duitse Joden leefde het pioniersgevoel. De combinatie van deze factoren heeft ertoe geleid dat in een korte tijd verscheidene opleidingscentra zijn opgericht.
In de Wieringermeer werd in 1934 een heel dorp gebouwd, het Werkdorp Wieringermeer, waar 300 Nederlandse en Duitse jongeren werden ondergebracht. Naast een landbouwopleiding werden zij onderwezen in Hebreeuws en andere nuttige vaardigheden voor in het nieuwe thuisland. Ook de religieus-zionistische Mizrachi-beweging heeft haar eigen opleidingscentra geopend. Deze werden toepasselijk ‘kibboets’ genoemd. Er was een kibboets in Beverwijk en één in Franeker. De eerste is in 1940 overgeplaatst naar Laag-Keppel. In totaal waren er zo’n 130 leerlingen. Opmerkelijk is dat de niet-zionistische beweging Agoedat Jisrael eveneens een opleiding heeft opgezet. De reden daartoe was eerder pragmatisch dan idealistisch: zij wilden gebruik maken van de mogelijkheid om zich bij de heilige plaatsen in Palestina te kunnen vestigen. Onder de naam ‘Haimer’s Esch’ werd in het plaatsje Twekkelo, nabij Enschede, een villa in gebruik genomen waar 55 pupillen verbleven.

Voor kinderen onder de 18 werd een heel apart circuit aan instellingen opgezet, de Jeugd-alijah. De kinderen waren door hun ouders naar de opleiding gestuurd of waren wees. Ook werden ouderloze Duitse vluchtelingen in deze instellingen ondergebracht. Eén van de eerste onderkomens was in een school aan de Frederikstraat in Amsterdam, de Vondelhof geheten. In 1939 werd de school gevorderd voor de mobilisatie. De kinderen zijn op andere plaatsen ondergebracht. In Mijnsheerenland werd het statige buitenhuis ‘Hof van Moerkerken’ in gebruik genomen. In totaal hebben 51 kinderen daar op het land en in de boomgaard gewerkt. In 1940 moest dit onderkomen sluiten. De Catharinahoeve in Gouda was al langer in gebruik als Joodsche Tuinbouw-, Veeteelt- en Zuivelbereidingsvereeniging, voordat in 1939 de Joodse Jeugdfarm er haar intrek nam. Er was plaats voor zo’n 20 jongeren. Veel groter was de Loosdrechtse Rade waar ruim 50 kinderen verbleven. De kinderen woonden intern, maar waren in de leer bij boeren in Loosdrecht en omgeving.

Tijdens de oorlog was migratie naar Palestina onmogelijk geworden. Voor jongeren met een Palestina-certificaat die niet weg konden, en voor de kinderen uit Mijnsheerenland werd in Elden, nabij Arnhem, nog een laatste onderkomen in gebruik genomen: Huize Voorburg. Hier verbleven 55 jongeren.
In de afdeling Loosdrechtse Rade heeft zich rond de leidinggevende Joachim Simon (bijnaam Shushu; Berlijn 12-11-1919)[2] een verzetsgroep georganiseerd. Hij had korte tijd in Buchenwald vastgezeten en wist wat zich daar afspeelde. Samen met het niet-Joodse echtpaar Joop en Wil Westerweel werd een uitgebreid netwerk opgezet om onderduikplaatsen en vluchtroutes te organiseren. Dit was de zogenaamde Westerweel-groep. Ook leden van de afdelingen van Deventer en Wieringermeer deden mee aan de verzetsactiviteiten.
Tientallen kinderen zijn op tijd in veiligheid gebracht. Anderen hebben geprobeerd Spanje of Zwitserland te bereiken. Een relatief groot aantal pioniers heeft zo kunnen overleven. Sommige van hen zijn met een Palestina-certificaat in Bergen-Belsen terechtgekomen, waar zij in aanmerking kwamen voor uitwisseling. Zo hebben enkelen nog tijdens de oorlog hun bestemming bereikt. Voor de pioniers die de oorlog niet hebben overleefd bestaan een aantal gedenkboeken. Hieruit, en uit andere bronnen zijn reeds een heel aantal biografieën samengesteld voor het Digitaal Monument.


Noten
1. Ru Cohen was een broer van de Joodse Raad-voorzitter David Cohen. In de oorlog is hij met zijn vrouw, Eva Cohen-Köningsberger, naar Bergen-Belsen overgebracht. Daar is hij op 27 februari 1945 gestorven.
2. Joachim Simon organiseerde ontsnappingsreizen naar Spanje. Bij één van deze reizen is hij opgepakt. In het huis van bewaring in Breda pleegde hij op 27 januari 1943 zelfmoord.


Bronnen
Y. Benjamin, They were our friends. A memorial of the hachsjarot and Hehalutz underground in Holland murdered in the holocaust, (Tel Aviv zj)
J. Leuvenberg-Nathans, Twee Palestina-pioniers in oorlogstijd (Bedum 2000)
M. Pinkhof, I. Brasz e.a., De jeugdalijah van het Pavilioen Loosdrechtse Rade (Hilversum 1987)
H.B.J. Stegeman, en J.P. Vorsteveld, Het Joodse werkdorp in de Wieringermeer 1934-1941 (Zutphen 1983)
F. van der Straaten, Om nooit te vergeten. Herinneringen en belevenissen aan/van Palestina-pioniers in Nederland, gedurende de oorlogsjaren 1939-1940 (Capelle aan de IJssel zj)
F. van der Straaten, Ter herinnering aan de jongens van het Hof 1939-1940, (Krabbedijke zj)
F. van Zuylen, Palestina-pioniers in Twente, 1933-1945; Een vergeten hoofdstuk (Enschede 1995)


Dit artikel van D.M. Metz is eerder gepubliceerd in Misjpoge. Tijdschrift voor Joodse genealogie jaargang 20 (2007) nr. 3

Media bestand