Addition

In Memoriam II

De laatste verhuisbeweging die het echtpaar Neuwitter maakt is in augustus 1933. Het gezin gaat dan wonen aan de Vakweg op nummer 3 II (nu: Korte Kanaalstraat). Hier ontstaat in januari 1935 een schoorsteenbrand. Dat dit geen uitzondering is maakt de krant duidelijk: alleen al die maand zijn er in de gemeente 8 schoorsteenbranden geweest.

In november 1936 staat Mozes opnieuw in de krant. Hij voorkomt dat hij in een poging tot heling trapt. De krant publiceert: Het was te goedkoop. De rijwielhandelaar Waldner te Apeldoorn had een rijwiel verhuurd aan den elektricien H. J. v. d. V. te Apeldoorn. [Hij] bracht het karretje evenwel niet terug aan Waldner na gebruik, doch trachtte het te verkoopen aan den opkooper Neuwitter te Apeldoorn. Het rijwiel werd echter voor een zoodanigen lagen prijs aangeboden, dat de koopman de zaak wantrouwde en de politie waarschuwde. Het bleek toen, dat v. d. V. de fiets wilde verduisteren. Deze laatste moest nu terechtstaan en bekende het feit. Hij had geen geld meer en trachtte op deze manier aan geld te komen. Eisch en vonnis waren f 10.- boete subs 10 dagen hechtenis.

In juni 1939 doet een gezinslid aangifte van mishandeling, maar omdat er geen getuigen aanwezig zijn geweest of niet willen praten, kan er geen proces-verbaal worden opgemaakt. In november 1939 is er opnieuw politie-inzet nodig bij Mozes. Het politierapport geeft geen sluitend beeld, maar de volgende reconstructie is het meest aannemelijk: Mozes krijgt de opdracht om tegen betaling een weegschaal te repareren, maar deze weegschaal wordt vervolgens gestolen. De weegschaal wordt bij de eigenaar thuis teruggevonden. Mogelijk heeft hij iemand gevraagd om dit te stelen om zo de kosten van 52 cent te voorkomen. Omgerekend naar het heden betreft dit een bedrag van ongeveer € 5,-.

Mozes overlijdt op 7 mei 1941 aan de gevolgen van darmkanker, ofwel: na een jaar bezetting door nazi-Duitsland. In de rouwadvertentie wordt gesproken over een langdurige ziekte (niet: ziekbed) en dat dit overlijden toch onverwacht is.

Drie weken na het overlijden van haar man doet Anna op 1 juni 1941 aangifte van mishandeling van één van haar zoons. De voornaam wordt niet genoemd. Het betreft een buurtbewoner van huisnummer 15. De politie beoordeelt de situatie niet als een mishandeling, maar spreekt de (vermoedelijke) dader wel aan. Op 20 september 1941 roept Anna opnieuw de hulp in van de politie. Ze geeft aan mishandeld te zijn door haar buurvrouw van huisnummer 1. De agent rapporteert: Zij, Neuwitter, kon echter geen getuigen opgeven, waarop mej. Buitenhuis deswege door mij ernstig is onderhouden.

Zoon Bernard volgt onderwijs op school 12 aan de Stationsstraat (hoek Kanaalstraat). Als de Joodse kinderen vanwege een anti-Joodse maatregel na de zomervakantie van 1941 niet meer naar hun school mogen, wordt Bernard in de vierde klas van de hiervoor apart geopende Joodse school geplaatst. Ook na de zomervakantie van 1942 zit hij in de vierde klas met hem nog een klasgenootje dat ook niet bevorderd is dat naar de volgende klas.

In juli 1942 komt zoon Izaak om Mauthausen. In deze periode doen de buren van het gezin Neuwitter hun beklag bij de politie: de, slechts bij achternaam genoemde, jongens Neuwitter voetballen en dat geeft volgens de buurman overlast. Hij verzoekt de politie de jongens te waarschuwen en toezicht te houden. De volgende dag wordt de naam Neuwitter opnieuw in de politierapporten opgenomen: uit een parkje aan de Amersfoortseweg is een mandje met bosbessen gestolen. De dader is een jongen met rood haar, groene blouse aan, en wonend aan de Vakweg. De aangever woont relatief dicht in de buurt van de Vakweg en lijkt de jongen (van straat) te herkennen. Tussen haakjes wordt genoteerd: ‘Vermoedelijk een jongen van Neuwitter’. Het is niet met zekerheid te zeggen of deze toevoeging vanuit de diender of de aangever komt. Het duurt niet lang of ‘de jongens Neuwitter’ worden op deze wijze opnieuw in de politierapporten opgetekend (Izak is dan al omgebracht, Simon en Salomon Simon zijn dan al enkele weken eerder naar ‘het Oosten’ gedeporteerd - om die reden moeten dit zowel Jacob als Bernard zijn geweest). Een dame van een aantal straten verderop geeft aan dat ze gezien heeft dat ‘de jongens Neuwitter’ peren hebben gestolen. In de dagrapportages van de politie komen veel meldingen voor van diefstal van nog niet gerooide aardappelen en van verschillende soorten fruit die nog aan de bomen of struiken groeien, meestal is het niet duidelijk wie hiervoor verantwoordelijk is en dit staat los van de Joodse afkomst van de jongens.

Simon en Salomon Simon komen terecht in Kamp Amersfoort. Er is geen documentatie bewaard gebleven uit de periode dat zij hier geïnterneerd zijn. Op 16 juli 1942 lopen zij, met enkele honderden andere gevangenen, naar treinstation Amersfoort. Onder hen ook de broers Ruub Rubens (1916-1942) en Wim Rubens (1919-1942). Simon en Salomon Simon worden naar Hooghalen gedeporteerd. Een dag eerder is het allereerste transport met Joden uit deze Drentse plaats vertrokken. In Hooghalen moeten zij kort de trein uit om in Kamp Westerbork te worden geregistreerd. Vanuit dit doorgangskamp worden meer gevangenen aan dit transport toegevoegd. De trein vertrekt vervolgens naar vernietigingskamp Auschwitz. Op deze dag rijdt er nog een trein vanuit Nederland naar ‘het Oosten’.

Vanwege sterfdatum en -plaats die bij wet van Simon en Salomon Simon zijn vastgelegd, is het zeer aannemelijk dat zij tot aan zijn dood dwangarbeid hebben moeten verrichten. De exacte sterfdag blijft formeel onbekend. De vastgestelde sterfdatum en -plaats van de broers staat op 30 september 1942, Auschwitz. Het archief van vernietigingskamp Auschwitz heeft echter een document in beheer waarop een sterfdatum van Simon wordt genoemd: 17 september 1942.

Op 9 oktober 1942 roept Anna nogmaals de hulp in van de politie. Ze doet aangifte van diefstal van haar koperen horloge en koperen ketting.

Ruim vijf weken later, de nacht van 17 op 18 november 1942, vinden er in Gelderland in verschillende plaatsen grote razzia’s plaats. In Apeldoorn wordt een onbekend aantal Joden uit hun huizen gehaald en lopend naar het plaatselijke treinstation geleid en per trein naar Kamp Westerbork gedeporteerd. Onder hen zijn Anna en de enige nog bij haar wonende zoons Bernhard en Jacob. Een andere bron vermeldt wel een aantal en spreekt over zevenenzestig opgepakte Joden. Na hun arrestatie worden Anna, Bernhard en Jacob op 18 november 1942 in Kamp Westerbork geregistreerd. Een week later, op 24 november 1942, worden zij doorgestuurd naar bezet Polen. In tien wagons worden in totaal 709 gedeporteerden weggevoerd. Anna en Bernhard worden op 27 november 1942 in één van de gaskamers van Auschwitz om het leven gebracht.

In Kosel, tachtig kilometer voor Auschwitz moeten 70 mannen de trein verlaten. Vanwege sterfdatum en -plaats is het zeer aannemelijk dat Jacob in Kosel heeft moeten uitstappen en tot aan zijn dood dwangarbeid heeft verricht. De exacte sterfdag blijft onbekend. De vastgestelde sterfdatum en -plaats van Jacob is 31 maart 1944, Midden-Europa.