Addition

Over het korte leven van Leo Auerhaan

Leo's zus Jet zorgde goed voor haar broer en bleef haar hele leven aan hem denken

Leman Auerhaan, in het dagelijks leven Leo genoemd, had zijn vader verloren toen hij één jaar was. Hij  woonde van zijn zevende tot zijn achttiende jaar in het Joods weeshuis – officieel: Centraal Israëlitische Wees- en Doorgangshuis Leiden – aan de Roodenburgerstraat in Leiden. Een weeshuis met een kleine zestig kinderen en een vriendelijke leiding. De kinderen werden religieus opgevoed en er werd koosjer gekookt. Het lijkt waarschijnlijk dat Leo er bar mitswa geworden is, hoewel zijn familie niet of nauwelijks religieus was. Leo ging na de ambachtsschool werken bij de leermakerij van de firma Brussé op de Middelweg in Leiden, die gespecialiseerd was in paardentuig. Hij was een ijverige leerjongen.[1] Na zijn 18e verjaardag in november 1940 woonde Leo bij zijn oudere zus Jet in Amsterdam in de Korte Meerhuizenstraat. Jet (Henriëtte Pimentel-Auerhaan) was getrouwd met Louis Pimentel en had twee dochtertjes, Selma en Miep. Jet en Leo waren zeer op elkaar gesteld.

Nadat Leo op 31 maart 1942 gedwongen in het Joodse Werkkamp Kremboong – niet ver van Westerbork – moest wonen en werken, onderhielden broer en zus een intensieve briefwisseling. Jet stuurde Leo pakjes en zolang hij in Kremboong was, deed zij zijn was. In Kremboong werkten de mannen aan het ontginnen van de heide, in dienst van de Nederlandse Heidemij, die graag van deze goedkope arbeid gebruik maakte. Zoals in alle Joodse werkkampen in Nederland was de kok de baas. Die van Kremboong was schappelijk. Leo had er geen slechte tijd. Hij slaagde er zelfs in om daarvandaan zijn familie in Amsterdam te helpen.

Op 18 juli 1942 werd het kamp opgeheven en moest Leo met zijn collega’s naar Westerbork lopen. In Westerbork werd aan hen gevraagd of ze vrijwillig naar ‘een werkkamp in het Oosten’ wilden gaan en bijna had Leo dat gedaan, maar een telegram van Jet weerhield hem daarvan. Hij schrijft over vrienden die wel gingen. Ondertussen heeft zijn familie een omvangrijke Calmeyer-procedure lopen, die uiteindelijk de meerderheid van de familieleden redt. Maar Leo niet. Hij houdt het lang in Westerbork uit, omdat hij zich daar telkens nuttig weet te maken in diverse baantjes. Uiteindelijk wordt hij op 3 maart 1944 naar Auschwitz gestuurd waar hij nog een paar maanden in leven is gebleven.  

Van Leo's broers en zussen overleefden alleen Jet en zijn broer Samuel (Samy) de oorlog. Zijn broer Mozes (Maup) werd opgepakt bij de razzia die tot de februaristaking leidde, zijn zus Rebekka pleegde zelfmoord. Leo's moeder Marie Auerhaan-Wessels overleefde dankzij de Calmeyer-procedure van de familie.

Over de redding van de familie De Hoop, waarvan de Auerhaans een tak vormen, is begin 2021 een boek verschenen: Spartelend aan de fuik ontkomen. Hoe tientallen leden van een Joodse familie de oorlog overleefden. Auteur An Huitzing, uitgever Lecturis, ISBN 9789462263826, 19,95 euro.

 

[1] Website Joods Weeshuis Leiden, waar ook de foto van Leo Auerhaan vandaan komt.