Addition

Tussen De West en de polder

Foto: Het eiland Saba.

Het eiland Saba.

Bron: Pim Ligtvoet.

By: pim ligtvoet

Thelma Esther Polak, oudste dochter van de Surinaamse arts Maurice Polak en zijn vrouw Estelle Arrias, is het enige slachtoffer van de Holocaust dat op het eiland Saba werd geboren.

Vader districtarts
Haar vader, Maurice Samuel (Semuel) Polak, werd op 27 maart 1887 in Paramaribo geboren. Hij was vermoedelijk een zoon van Samuel Maurits Polak en Elizabeth Gomperts en had twee broers en twee zussen. Semuel studeerde medicijnen en werd districtsarts. Met zijn vrouw Estelle Arrias trok hij naar verschillende plaatsen in de West om er zijn praktijk uit te oefenen. In het Surinaamse district Marowijne (in Moengo of Albina) werd in december 1919 hun eerste kind geboren, Semuel Jacques, roepnaam Sem. Niet lang daarna verhuisde het gezin naar de Nederlandse Antillen, naar het kleine eiland Saba. Daar werd eind 1920 Thelma geboren. Estelle Arrias overleed in de jaren twintig. Haar vader hertrouwde in Nederland, Alkmaar (1927) met Henriette Elte (1902). Uit dit tweede huwelijk werden, in Paramaribo, Henri (1928) en Rebecca (1930) geboren. 

Naar Nederland
Begin jaren dertig verhuisde Thelma met haar vader, tweede moeder en de andere kinderen naar Nederland, Amsterdam. Ze vonden een huis naast dat van oom Jacques Isidore Polak, een jongere broer van haar vader. Oom Jacques was onderwijzer middelbaar onderwijs en al eerder naar Nederland getrokken. Hij was met de Alkmaarse Fijtje Elte (1894) getrouwd, een oudere zus van Henriette, en in het gezin waren drie kinderen in de leeftijd van Henri en Rebecca: de tweeling Rebekka en Esther (1928) en benjamin Salomon (1931). Tante Richel Mathilda, schooljuffrouw uit Paramaribo, en een zus van vader en oom, woonde bij hen in. Thelma kon er elke dag op bezoek. Oom Jacques en tante Fijtje woonden in de Karel du Jardinstraat 10-I, Thelma en haar vader, broers en zusje in dezelfde straat op nummer 12-I. Er was een hechte band tussen de twee Surinaams-Nederlandse gezinnen in Oud-Zuid.

Joodsche HBS
Thelma staat samen met haar oudere broer Sem op de schoolfoto uit 1937 van de (orthodox-) Joodsche HBS aan de Heerengracht 501. Ze ziet er al behoorlijk volwassen uit. Haar broertje Henri zat in 1941 op dezelfde school, die in 1938 was verhuisd naar de Voormalige Stadstimmertuin 2 en intussen Joods Lyceum Maimonides heette. Ook hij staat op een klassenfoto. De school was toen alleen nog voor joden toegankelijk, orthodox gelovig of niet. De joden werden bijna wekelijks meer apart gezet. Intussen had Thelma nog een zusje en een broertje gekregen Esther Henriëtte (mei 1940) en Elie Meijer (april 1942).

Apeldoornsche Bos
Vanaf 11 november 1940 werkte Thelma als verpleegster in Apeldoorn. Daar was het Centraal Israëlitisch Krankzinnigengesticht 'Het Apeldoornse Bos'. Omdat haar vader dokter was lag die keuze misschien voor de hand. Ook zou een werkkring bij een joodse instelling enige bescherming bieden tegen tewerkstelling in het Oosten, zoals men dat wat later in de oorlog noemde. Het gesticht werd echter een half jaar na de eerste deportaties ‘leeggehaald’. In de nacht van 21 op 22 januari 1943 werden de meesten van de 1100 bewoners en een eerste groep van het personeel op uiterst brute manier op vrachtwagens geladen en naar de treinen gereden, die op bevel van Eichmann naar Apeldoorn waren gestuurd.

Huwelijk
Wanneer Thelma Esther Polak precies in Westerbork is aangekomen weten we niet. Wel staat vast dat zij op 2 februari 1943 in het kamp is getrouwd. Haar bruidegom was Izak Cohen uit de Watergraafsmeer (1919). Izak was verpleger en opgeleid in de kibboets Beverwijk en misschien ook in die van Laag-Keppel. Zijn tweelingbroer Joseph was de ene getuige bij het huwelijk, zijn neef Berend Gustaaf (1907) de andere. Joseph was tuinknecht in het Apeldoornsche Bos geweest. Berend Gustaaf woonde met zijn gezin in Apeldoorn. Beiden zullen Thelma gekend hebben. Niemand van haar familie was toen in het kamp.

Sobibor en Auschwitz
Thelma en Izak werden na ruim een maand huwelijk naar Sobibor gedeporteerd en er op 5 maart 1943 vergast. Joseph Cohen stierf op 30 april in Auschwitz, de andere getuige in hetzelfde kamp op 24 januari 1944. De vrouw en twee zonen van Gustaaf Berend Cohen kwamen vijf maanden eerder in Auschwitz om het leven.

De gezinnen Polak
Thelma’s broer Sem werd evenals zijn zus in Sobibor vergast, bijna drie maanden na haar (28 mei). Haar vader, tweede moeder en de vier jongere kinderen Henri, Rebecca, Esther en Elie kwamen allen op 3 september 1943 in de gaskamers van Auschwitz om het leven. Op dezelfde dag en in hetzelfde kamp als tante Fijtje Polak-Elte en haar drie kinderen. Jacques Isidore Polak stierf vermoedelijk in een werkkamp in Midden-Europa vóór 31 augustus 1944. Zijn zuster Richel Mathilda was al eerder, op 23 juli 1943, in Sobibor om het leven gebracht. Het was dezelfde plaats en dag als van hun neef Henri Jules Nassij.

De polder
Thelma Esther Polak, geboren op het kleine Caribische eiland Saba, verloor evenals al haar in Nederland verblijvende familieleden het leven in de Nederlandse Holocaust. Geen andere boreling van Saba trof dit lot. Thelma ging na de verhuizing uit Suriname naar school in Amsterdam, werkte als verpleegster voor psychiatrisch zieken, en werd samen met hen naar kamp Westerbork getransporteerd. De polder redde haar niet, evenmin als haar familieleden. Het bijzondere is dat Thelma Polak in het voorportaal van de dood nog trouwde. Een teken van hoop tegen alles in.

Media