Verhaal

In Memoriam

Jonas Aptroot is de zoon uit het huwelijk van kleermaker Mozes Aptroot en Sara Blok. Jonas groeit op, samen met zijn zus Mietje, in Groningen. In hun huis aan de Oosterweg, nummer 105, woont ook een zus van hun moeder, Jetje Blok. Jonas’ ouders en zus worden in de oorlog in respectievelijk Sobibor en Auschwitz omgebracht.

Sara Muller is de dochter van Marcus Muller, koopman en slager, en van Aaltje Cohen. Het eerste kindje uit dit huwelijk, Levie, overlijdt zeven weken na zijn geboorte. Hierna wordt Sara geboren.

Jonas behaalt zijn monteursdiploma aan de Ambachtsschool in Groningen. Op 20 november 1939 treden Jonas en Sara met elkaar in het huwelijk. De plechtigheid vindt plaats in de stad Groningen. Het echtpaar woont in de Nieuwstraat, op nummer 44. Naast hen woont de familie Tros. De gezinnen kunnen goed met elkaar overweg. Jonas verdient de kost als elektricien bij het plaatselijke elektriciteitsbedrijf. Hij doet dit werk met plezier en is vaardig in zijn werk. Daarnaast geeft hij les aan huis; hij brengt geïnteresseerde jongeren de fijne kneepjes van het vak elektricien bij.

Op grond van de anti-Joodse maatregelen wordt hij in 1941 ontslagen bij het elektriciteitsbedrijf. Hij kan in de zomer van 1942 als elektricien aan de slag in het Apeldoornsche Bosch, voor een aanvangssalaris van 1315 gulden per jaar. Op de registratiekaart van de Joodse Raad staat vermeld: elektricien A.B. voor gebouwen en motoren. Ook wordt hij in dit document beschreven met de woorden: “zeer goed vakman”.

Het gezin gaat wonen in de Kleine Velderslaan, op nummer 8 (de huidige Bremweg 8). Het huis is onderdeel van de Sarah-hoeve, een serie woningen voor medewerkers van het Apeldoornsche Bosch. Onder andere de geneesheer-directeur, de godsdienstleraar en de bakker wonen er. Jonas krijgt vanwege zijn werk een ‘Sperre’, hierdoor is het hele gezin voorlopig vrijgesteld van deportatie.

Vanwege de dreiging vraagt het echtpaar Aptroot hun voormalige buren uit Groningen, de familie Tros, of zij hun dochter bij zich willen laten onderduiken. Vanwege het grote risico durft het echtpaar Tros dit niet aan.

Na de ontruiming van het Apeldoornsche Bosch blijft een groep personeelsleden, samen met hun gezinnen, nog op het terrein geïnterneerd. Onder hen de arts, het hoofd van de boekhouding en enkele verpleegkundigen. Het gezin Aptroot behoort tot deze groep. Deze personeelsleden moeten zorgdragen voor een goede en vlotte ‘administratieve afwikkeling’ van, zoals de nazi’s het noemen ‘de overname van het Apeldoornsche Bosch’.

Op 2 februari 1943 wordt het gezin Aptroot in Kamp Westerbork geregistreerd.

Jonas en Sara verwachten inmiddels hun tweede kindje. Na een verblijf van vier maanden in het kamp wordt hier op 7 juni 1943 hun dochter Aleida geboren. De familie Tros stuurt hen zo nu en dan snoepjes en brood. Het gezin zit tot 4 september 1944 in het doorgangskamp; het beroep van Jonas zorgt voor tijdelijk uitstel van deportatie naar het Oosten. Na een internering van negentien maanden worden de Aptroots naar bezet Tsjechië gedeporteerd.

Transport 101 vertrekt met vijfenveertig wagons van het kamp met als eindbestemming Theresienstadt. Het gezin komt op 6 september 1944 aan in deze oude vestingstad.

In het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters staat de volgende getuigenis van de heer G. Italie opgetekend: Op maandagochtend 4 september ging ik niet naar school waar de nieuwe cursus zou beginnen, maar was ik één van de paar duizend Joden, die naar Theresienstadt moesten. We hadden zondag, evenals vele anderen, kort na het bekend worden van het nieuws, gauw beslag gelegd op een paar kruiwagens en die eenvoudig in onze barak geparkeerd om maandagochtend de bagage te vervoeren. In elke veewagen was plaats voor plusminus 50 personen plus bagage. Er hadden zich groepen gevormd van mensen, die samen wilden reizen, en die een wagon voor zich gereserveerd hadden. [...] Ralf en ik kwamen als laatsten in de wagon, die zeker extra klein was of al veel bagage bevatte, want er waren 49 personen bij elkaar, maar het was stampvol. Onze vele bagage veroorzaakte nogal wat gemopper. De zoldering hing vol met rugzakken en andere kleine bagage, die onder het rijden heen en weer zwaaiden en af en toe op de reizigers vielen. Er was één ton met drinkwater en één ton om de behoeften in te doen.
Iedereen kreeg nog voor vertrek een half Duits brood; later, op reis, werd er ook nog jam verstrekt. De wagons werden allemaal tot op een kier na gesloten aan de buitenkant. Om ongeveer half één waren we in Assen, waar we heel lang bleven staan. De kieren van de wagons werden nu door de groene [Grüne Polizei] gesloten; waarschijnlijk ook werden er potloden enz. afgenomen wegens het uitwerpen van briefkaarten en ander contact met de bevolking. De reis ging verder via Beilen en Meppel.

Na ruim drie weken worden de gezinsleden van elkaar gescheiden. Jonas wordt met vijftienhonderd anderen op transport gezet. Op 29 september 1944 wordt hij vanuit Theresienstadt naar Auschwitz gedeporteerd. Hij wordt na aankomst niet omgebracht in dit vernietigingskamp, maar geselecteerd voor dwangarbeid.

Sara en haar kinderen worden op 6 oktober 1944, met vijftienhonderd-vijftig anderen, ook van Theresienstadt naar Auschwitz gedeporteerd. Meteen na aankomst in het kamp, op 8 oktober 1944, worden Sara, Sara junior en Aleida in één van de gaskamers om het leven gebracht.

Jonas wordt van Auschwitz naar concentratiekamp Sachsenhausen gedeporteerd. Dit kamp is vernoemd naar de wijk in de stad Oranienburg. Hier krijgt hij het gevangenen-nummer 130413 toegekend. Hij wordt tewerkgesteld in de vliegtuigfabriek van Heinkel, maar op het moment dat Jonas daar aankomt is het bouwen van vliegtuigen gestaakt; de fabriek ligt in het bereik van de geallieerde bommenwerpers. Jonas zal naar alle waarschijnlijkheid met bakstenen hebben moeten werken. Volgens het archief van voormalig concentratiekamp Sachsenhausen is hij op 29 januari 1945 omgekomen. Volgens Nederlandse databases is hij omgekomen op 2 februari 1945 in Midden-Europa.

Bronnen: International Tracing System te Bad-Arolsen, Gedenkstätte und Museum Sachsenhausen, Groninger Archieven en Westerbork Portretten. Digitaal Joods Monument, CODA Archief Apeldoorn, Erica adresboek van Apeldoorn, Yad Vashem, het Gelders Archief, afdeling ‘Naam & Gezicht’ van het herinneringscentrum Kamp Westerbork en het boek ‘In Memoriam’ door Guus Luijters. 

31 augustus 2019