Verhaal

In Memoriam

Matos Laufer is de zoon van Rosa Sandig, de naam van zijn vader is niet te herleiden. Verschillende bronnen uit de periode dat hij in Apeldoorn woont noemt hem ‘Matis’.

Brandel Masche is de dochter van Nechum Satz en ook van de vader is de naam niet te herleiden. Matos en Brandel Masche worden beiden in het Poolse Jaroslaw geboren. 

Matos is zesentwintig jaar als hij Polen verlaat en zich inschrijft in Apeldoorn, in augustus 1921.

Hij gaat direct aan de slag als aspirant-leerling bij het Apeldoornsche Bosch. Het is mogelijk dat hij al een contract had op het moment dat hij naar Apeldoorn emigreerde.

Matos woont eerst aan de Welgelegenweg 48 en daarna aan de Veenhuizerweg 59. Hij is uiteindelijk werkzaam als krankzinnigenverpleger in het Apeldoornsche Bosch. Op 30 december 1927 wordt hij genaturaliseerd tot Nederlander. 

Het is goed mogelijk dat Matos en Brandel elkaar al kennen uit de periode dat hij nog in hun geboortedorp woont, want in 1930, als Matos negen jaar alleen in Apeldoorn heeft gewoond, verlaten ook Brandel Masche en de moeder van Matos Polen en gaan ze bij Matos inwonen. 

Op 15 juni 1932 worden Matos en Brandel Masche met elkaar in de echt verbonden; hij is dan zesendertig jaar en zij dertig. De plechtigheid vindt plaats in Apeldoorn. Abraham Polak (1894-1943) is als getuige bij het huwelijk aanwezig. Op 17 maart 1933 krijgt het echtpaar een zoon, Izak. Het gezin woont in de Grote Velderslaan, in het huis op nummer 22.

De moeder van Matos, Rosa Sandig, is weduwe en woont tot september 1937 in bij haar zoon en schoondochter, hierna remigreert zij naar Polen. In dezelfde maand verhuist het echtpaar Laufer naar een huis in dezelfde straat; van nummer 22 naar het huurhuis op nummer 3 (nu: Salland 3). Op 16 maart 1940 wordt hun tweede zoon Nechuma geboren.

Op het moment dat Joodse kinderen vanwege een anti-Joodse maatregel na de zomervakantie van 1941 niet meer naar hun eigen school mogen, wordt Izak in de derde klas van de hiervoor apart geopende Joodse school geplaatst. De vorige school van Izak was de Rijksleerschool.

Er is verder geen persoonlijke informatie bekend over het gezin Laufer. In het bevolkingsregister van Apeldoorn staan naast Rosa Sandig ook enkele andere personen als inwonend geregistreerd. Matos Laufer krijgt vanwege zijn werk een ‘Sperre’, hierdoor is het hele gezin voorlopig vrijgesteld van deportatie. Op de registratiekaart van de Joodse Raad staat hij omschreven als een goede verpleger.

Het gezin Laufer wordt op 19 januari 1943 in het Apeldoornsche Bosch geïnterneerd. Op 19 januari 1943 worden vrijwel alle overgebleven Apeldoornse Joden op het terrein van het Apeldoornsche Bosch geïnterneerd. De volgende dag komt een groep van de Ordedienst uit Kamp Westerbork aan in het Apeldoornsche Bosch. De Ordedienst bestaat uit Joodse geïnterneerden die onder dwang mee moeten werken aan de Jodenvervolging; niet mee werken betekent deportatie van het gehele gezin van de persoon in kwestie.

Ditmaal wordt de Ordedienst aangewezen om de SS te helpen met de ontruiming van het Apeldoornsche Bosch, maar ze komen een dag te vroeg in Apeldoorn aan. De komst van de Ordedienst is in korte tijd het zoveelste signaal aan de directie van het Apeldoornsche Bosch dat patiënten en personeel niet langer veilig zijn. Rhodea Sandler (geboren: Henriette Dwinger), verpleegster bij het Apeldoornsche Bosch, beschrijft haar herinneringen in haar boek: ‘A Long Labour: A Dutch Mother’s Holocaust Memoire’: Vanaf dat moment besloten de bestuurders, de administratieve staf en de doctoren dat er geen tijd meer verloren mocht gaan. De patiënten die vrijgelaten konden worden en dat wilden moesten vrijgelaten worden. We hielpen de patiënten om zich snel aan te kleden, smeerden brood dat ze mee konden nemen en gaven ze geld voor de trein en een overnachting mee. We konden niet veel meer voor ze doen. We wisten dat geestelijk gehandicapten in Duitsland gedood werden. Dus hoe het onze patiënten zou vergaan liet niets aan de verbeelding over. Ik bleef enkele uren om te helpen, maar ik wist dat de nazi’s onderweg waren en snel zouden aankomen. Ik wist dat ik weg moest, zoals Ernst me had gezegd. 

Vijftig personeelsleden, 1300 patiënten, en enkele dorpelingen worden op wrede wijze, met vrachtauto’s naar het treinstation van Apeldoorn vervoerd. Uit het dagboek van een lid van de ‘Fliegende Kolonne’ komt naar voren dat vrijwel alle personeelsleden worden opgesloten of bewaakt, het is niet bekend wat het gezin Laufer heeft ervaren van de gruwelijkheden die op het terrein plaatsvinden. Dorpelingen horen het geschreeuw en gekrijs van de vele patiënten die in de vrachtwagens op weg zijn naar het treinstation van Apeldoorn. Alle patiënten worden, meestal hardhandig, in de gereedstaande veewagons opgesloten. In de vroege ochtend van vrijdag 22 januari 1943 vertrekt de trein vanaf Apeldoorn. De trein rijdt rechtstreeks naar Auschwitz. Het gezin Laufer bevindt zich echter niet in dit transport.

Zij blijven met een groep Joden, op het vrijwel geheel verlaten en ondertussen aan plundering onderhevige terrein, achter. In de loop van de ochtend wordt het gezin Laufer met een groot aantal anderen op transport gezet naar Kamp Westerbork.

Op dinsdag 2 februari 1943 -een dag na de geboortedag van Brandel Masche- wordt het gezin met transport 48 vanuit dit doorgangskamp naar Auschwitz gedeporteerd. Het transport telt 890 gedeporteerden, verdeeld over negentien wagons. De trein komt op 4 februari 1943 tot stilstand op het treinstation van Auschwitz. Hierna begint het daadwerkelijke proces om het gezin om te brengen.

Bronnen: Stadsarchief Amsterdam, Gelders Archief, CODA archief Apeldoorn, Erica adresboek voor de gemeente Apeldoorn, afdeling 'Naam & Gezicht' van het herinneringscentrum Kamp Westerbork en het boek 'In Memoriam' door Guus Luijters.

20 oktober 2021