Verhaal

Paul May en de Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg

Wat er gebeurde met de nalatenschap van Paul May en Rosine Fuld

Veel objecten uit de nalatenschap werden tijdens de oorlog geveild. De boekencollectie werd afgevoerd naar Frankfurt en teruggevonden in een klooster in Oostenrijk.

Paul May en zijn vrouw Rosine Fuld pleegden op 15 mei 1940 zelfmoord.
Volgens het politierapport dat naar aanleiding hiervan opgemaakt werd op het bureau Overtoom, om 17:30 uur, hebben in het perceel De Lairessestraat 167, drie personen een poging tot zelfmoord gedaan. Te weten: Paul May, 71 jaar, bankier; Rossi Fuld, 69 jaar en Robert May, 65 jaar, bankier. Volgens de overlijdensakte van Paul en Rosine zijn zij om 12:00 uur overleden. Volgens het politierapport zijn zij gevonden door Nellie Wolterbeek, secretaresse van Paul May en Johannes Post, de levenspartner van Robert May.

Paul en Rosine hebben zich van het leven beroofd door het innemen van gif, cyaankali. Robert May weet dit te overleven. Hij overlijdt in 1962. Vreemd is wel dat volgens het politierapport bij alle drie de personen de dood is geconstateerd maar dat op 23-05-1940 Robert al weer in het openbaar verschijnt bij de opening van een nieuw apen-buitenverblijf in dierentuin Artis. Hij bekleedt een officiële functie binnen het bestuur van Artis als voorzitter van het Genootschap Natura Artis Magistra.
Het adres, De Lairessestraat 167, is het woonhuis van het gezin van de dochter van Paul May en Rosine, Ellen May en Alexander von Marx en hun drie kinderen. Het gezin van Ellen en Alexander is de dag ervoor via Engeland naar New York weten te ontkomen en zij hebben allen de oorlog overleefd.
Volgens een formulier van de Hausraterfassung dat opgemaakt is op 27-08-1942 woont Robert May op dat moment in Amsterdam. Zijn woning aan de Amersfoortseweg 18 in Zeist is op dat moment gevorderd door de Duitse Wehrmacht.

Zowel de familie May als de familie Fuld hebben een familieband met Georg of George Rosenthal, één van de oprichters van de Joodse bank Lippmann, Rosenthal & Co. Deze bank werd op 1 maart 1859 opgericht door Leo Lippmann en George Rosenthal. Al snel na de oprichting van de bank werd de zwager van George, Amandus May, in dienst genomen. Amandus is de vader van Paul en Robert May. Vanaf 1904 zijn zowel Paul als Robert Vennoten van de firma Lippmann, Rosenthal & Co. Later wordt ook Alexander von Marx, de schoonzoon van Paul vennoot evenals een neef van Rosine, Edgar Fuld. De laatste komt in 1948 om bij een vliegtuigongeluk samen met zijn vrouw en een dochter.

Paul May vervulde tijdens zijn leven vele functies; zo maakte hij bij diverse feestelijkheden van het Koninklijk Huis deel uit van de erewacht. In oktober 1900 werd hij lid van de Raad van Bestuur van Artis en hij behoorde tot de oprichters van het Artisfonds. In november 1900 werd hij benoemd tot commissaris bij Koninklijke Stoomweverij Nijverdal in Almelo. In 1904 worden Paul en zijn broer Robert May vennoten van de bank Lippmann, Rosenthal & Co. In 1908 zit hij in het bestuur van de Amsterdamsche Schoolvereeniging. In december 1908 neemt hij zitting in een commissie die de oprichting van een openbare leeszaal zal gaan bepleiten bij de Gemeente Amsterdam. In 1911 wordt hij ook benoemd tot commissaris bij de Nationale Hypotheekbank te Amsterdam. In december 1911 wordt hij benoemd tot voorzitter der regenten van het Nederlands Israëlitisch Meisjesweeshuis in Amsterdam. In september 1912 wordt hij benoemd tot officier der Franz Josefs-orde. Hij maakt ook deel uit van de vereniging Charitas. Vanaf november 1912 maakt hij deel uit van het curatorium der Amsterdamse Volksuniversiteit. In 1913 maakt hij deel uit van een comité dat een tentoonstelling zal inrichten in het Stedelijk Museum in Amsterdam m.b.t. Moderne Franse ceramiek. In 1914 wordt hij lid van de raad van bestuur van het Museum en de School voor de Kunstnijverheid te Haarlem. Vanaf mei 1916 is hij lid van het bestuur van het Nederlands Historisch Scheepvaartkundig Museum in Amsterdam en tevens lid van de financiële commissie. In november 1916 wordt hij lid van de raad van beheer van de NV Hotel Atlanta te Amsterdam, in 1917 commissaris van het Zuid-Afrikaans Handelshuis te Amsterdam, in 1919 lid van het bestuur van de Eerste Luchtvaart Tentoonstelling Amsterdam. In 1920 wordt naast Paul en Robert May, Edgar Fuld vennoot van de bank Lippmann, Rosenthal & Co, Edgar is een volle neef van de vrouw van Paul Rosi Fuld. In 1922 wordt hij lid van het bestuur van Fonds 1918 voor de bestrijding van tuberculose en kanker, in 1923 lid van de commissie voor de Mexicaanse Staatsschuldregeling, in 1923 erelid van de Algemene Nederlandse en Nederlands-Indische Tuinbouw- en Bloemententoonstelling, in 1923 benoeming tot Ridder der Nederlandse Leeuw – hij was toen ondervoorzitter van de Amsterdamse Bankiersvereniging, in 1924 lid van het bestuur der Vereniging voor de Effectenhandel, in 1925 voorzitter van de Algemene Wolhandel-Maatschappij en lid van Amsterdams comité tot leniging der Nood – t.b.v. slachtoffers van de cycloon, in 1926 lid van de Algemene Verenigde Commissie tot Leniging van rampen door Watersnood in Nederland, lid van het Amsterdams comité ter gelegenheid van de 25-jarige bruiloft van het Koninklijk echtpaar, lid van de Raad van Beheer van de Internationale Bank te Amsterdam en commissaris van de Nationale Hypotheekbank, in 1927 lid van het erecomité van het Centraal Israëlitisch Wees-en Doorgangshuis te Leiden, in 1928 lid van het comité van aanbeveling ter viering van 100-jarig bestaan van het Algemeen Handelsblad, in 1929 lid van de raad van beheer van de Zentrale Bank Deutscher Industrien A.G. te Berlijn, lid van de raad van commissarissen van de Engels-Hollandse Beleggingstrust, commissaris van de Koninklijke Nederlands-Indische Luchtvaart Maatschappij, lid van de raad van commissarissen van de KLM en lid van het erecomité van de Grote Chrysanthemum en Najaars-BloemenTentoonstelling, in 1930 lid van het uitvoerend jubileum-comité van Hulp voor Onbehuisden, in 1932 commissaris bij de Nederlandse Bank, in 1933 lid van het comité van aanbeveling van de Vereniging tot Bescherming der Joodsche Meisjes, in 1934 voorzitter van de Amsterdamse Bankiersvereniging, in 1934 president-commissaris van de KLM, in 1935 lid van de financiële commissie van de Vereniging tot Behoud der Natuurmonumenten, lid van de raad van bestuur van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Luchtvaart, in 1936 lid van de huldigingscommissie voor het 40-jarig regeringsjubileum van de Koningin, in 1937 president bij de tweede bijeenkomst van de Internationale Kamer van Koophandel te Parijs en lid van het bestuur der Amsterdamse Universiteitsvereniging.

Paul May staat dus midden in het Nederlandse sociale leven van de toenmalige 'high society'. Door al zijn functies komt hij in contact met vele hooggeplaatsten, niet alleen uit de Nederlandse financiële wereld, maar ook uit de wereld van de wetenschap, kunst en caritas. Zo vervullen leden van de familie May belangrijke functies binnen Artis maar zijn zij ook nauw betrokken bij de oprichting van de KLM en andere luchtvaartorganisaties.

Vanaf oktober 1941 verschijnen er artikelen en advertenties in de kranten om mensen op te roepen veilingen te bezoeken van het veilinghuis Frederik Muller & Co, waar voorwerpen verkocht zullen gaan worden uit de nalatenschap van May-Fuld. Vervolgens verschijnen er artikelen die ook de opbrengsten van de belangrijkste verkochte voorwerpen vermelden. De veiling van de spullen van Paul en Rosine gaat in totaal vijf dagen in beslag nemen. Paul May had ook een belangrijke en waardevolle verzameling oude boeken die de interesse trok van de Duitse bezetters en dan speciaal die van de medewerkers van de Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg.

Na de oorlog wordt duidelijk hoe één en ander zich voltrokken heeft. Na de dood van Paul en Rosine werd Robert May aangesteld als curator van de nalatenschap van het echtpaar. Op aanwijzing van Verwalter Flesche gaf Robert het vermogen van beiden op 21-02-1941 aan als vijandelijk vermogen bij de Deutsche Revisions und Treuhand A.G. Reden daarvoor was dat de rechthebbende erfgename zich op vijandelijke bodem (VS) bevond, waarna er een Duitse bewindvoerder werd aangesteld die vervolgens grote delen van deze nalatenschap liet veilen. Deze veiling bracht ca. Fl. 450.000,= op, waarvan het overgrote deel op een rekening wordt gestort van de Deutsche Revisions und Treuhand A.G.

De Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg

De leider van de ERR in Nederland is SS-Sturmbannführer Alfred Schmidt-Stähler. In Nederland begonnen de activiteiten van de ERR in juli 1940, eerst vanuit de Keizersgracht 264, later vanaf het Rokin 116. Op het eerste adres was het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis gevestigd. Het archief en de bibliotheek van dit instituut was ook de eerste prooi voor de ERR. Verpakt in 900 kisten ging het richting Duitsland. Rokin 116 was van een Joodse eigenaar die onteigent werd en vervolgens trok de ERR erin en werd het pand geschikt gemaakt om grote hoeveelheden boeken in op te kunnen slaan. De Hauptarbeitsgruppe Niederlande van de ERR stond in nauw contact met het hoofdkwartier in Berlijn, met de RSHA in Berlijn, de SD in Den Haag, de Omnia Treuhandgesellschaft en Zentralstelle für Judische Auswanderung in Amsterdam. Voor de opslag van goederen kon men ook nog beschikken over opslagloodsen in het Westelijk Entrepotdok aan de Buyskade, het Gemeentelijk Entrepotdok aan het Kadijksplein 61–63 en aan de Vondelstraat in een voormalig pand van de Vrijmetselaarsloge.
Bij de ERR in Amsterdam waren enige tientallen mensen in dienst, zowel Duitsers als Nederlanders. Er was ook een vaste staf van Duitse wetenschappelijke medewerkers gestationeerd. Soms werden er ook deskundigen vanuit Berlijn naar Amsterdam gestuurd om bepaalde collecties te bekijken en op waarde te schatten.

De primaire taak van de ERR was het in beslag nemen van voor de nazi's interessante archieven en bibliotheken die dan bestemd waren voor de Hohe Schule der NSDAP in Duitsland. De Hohe Schule moest de elite-universiteit worden om de nieuwe kaders van de NSDAP, SS en andere onderdelen op te kunnen leiden. Als eerste vestiging van de Hohe Schule opende op 26-03-1941, het Institut zur Erforschung der Judenfrage in Frankfurt am Main, haar deuren. De bedoeling was dat er nog 10 vestigingen zouden volgen maar door de ontwikkelingen tijdens de oorlog ging dat niet door.
Een andere taak van de ERR was het opstellen van lijsten van verboden auteurs en verboden boeken. Deze lijsten werden opgesteld in samenwerking met de SD in Den Haag en ze werden continu bijgewerkt.
De ERR leverde ook boeken aan voor Duitse troepen en voor Duitse of Nationaal-Socialistische scholen en opleidingen in Nederland. Zo waren er in Nederland aan het eind van de oorlog een 20-tal KLV-Lager (Kinderlandverschickung) waar soms kinderen uit Duitsland terecht kwamen die in Duitsland uit bedreigde gebieden werden geëvacueerd en in een KLV-Lager gehuisvest werden en scholing ontvingen. Er waren meerdere van deze KLV-Lager in Brummen en Houthem-St.Gerlach. In Brummen o.a. Lager Klein Engelsbrug. De ERR leverde ook boeken aan de Deutsche Oberschule in Den Haag en Amsterdam en aan de Deutsche Volksschulen in Doetinchem, Eindhoven en Den Bosch. Maar ze leverde ook aan de Nationale Jeugdstorm, een NSB-organisatie, in Utrecht.
Een aparte afdeling van de ERR richtte zich op de inbeslagname van bladmuziek en muziekinstrumenten.

Familie Paul May

Op het moment dat Paul May en Rosi Fuld zelfmoord pleegden in het huis van hun dochter in Amsterdam woonden zij eigenlijk zelf op het Landgoed De Breul in Zeist. Zij woonden hier vanaf 1931, daarvoor woonden zij op de Herengracht 268 in Amsterdam.
Paul en Rosi hadden ook nog een zoon, Alfred, maar die overleed op 19-jarige leeftijd in 1920. Het Landgoed De Breul viel na hun dood in Duitse handen en de inboedel dus ook.
Nadat in oktober en december 1941 veel kunstobjecten vanuit het eigendom van de familie May via veilinghuis Frederik Muller geveild zijn, is er tot in 1943 met de zeer omvangrijke en kostbare collectie boeken nog niks gebeurd. In het eerste weekrapport dat in het archief van het NIOD bewaard is gebleven, van januari 1943, kunnen we lezen dat door tussenkomst van Generalkommissar Schmidt (zur besonderen Verwendung) de collectie wel is toegewezen aan de ERR. In hetzelfde weekrapport kunnen we ook lezen dat de feitelijke inbeslagname van de collectie door de ERR de hoogste prioriteit heeft en dat de collectie dan nog in handen is van de Luftwaffengefechtsstand in Zeist, wat er op kan duiden dat De Breul gevorderd is door de Luftwaffe.
In een volgend weekrapport, van de week van 21-27 februari 1943, lezen we dat de waarde van de collectie die eerste geschat werd op ongeveer Fl. 63.000,= bij nadere waardering door een deskundige, van het veilinghuis Frederik Muller, geschat moet worden op minstens Fl. 250.000,= of RM. 330.000,=. Uit dit weekrapport blijkt ook de betrokkenheid van het veilinghuis van Frederik Muller, want niet alleen wordt de collectie bij hun opgeslagen maar zij zijn ook verantwoordelijk voor het op deskundige wijze verpakken van de kostbare collectie in de daarvoor bestemde kisten. Volgens het maandrapport van februari 1943 hebben zij ook de geschatte waarde van de collectie opgewaardeerd. Met het inpakken van de collectie hebben ze zo'n haast dat men geen tijd neemt om een gedetailleerde catalogus van de collectie samen te stellen. Ondanks het feit dat het hier om zeer kostbare werken gaat. Een gedetailleerde inventarisatie wordt naderhand, in Amsterdam, gemaakt en is pas in de eerste week van maart 1943 compleet.
In deze week worden er 14 kisten ingepakt met boeken uit de collectie van Paul May.
In het weekrapport van de daarop volgende week heeft Schmidt-Stähler een gesprek met Oberleutnant Mummendey, die uit Zeist moet komen. Waarschijnlijk is hij de officier van de Luftwaffe die het Landgoed De Breul gevorderd heeft. Het gesprek gaat over het verpakken en transporteren van de rest van de boekencollectie van Paul May. In dezelfde week is het andere deel van de collectie welke opgeslagen ligt bij Frederik Muller, overgebracht naar het pand aan het Rokin 116.
In de rapportages van de ERR wordt regelmatig melding gemaakt van de term M-Aktion. Onder deze term vallen al die activiteiten die te maken hebben met het in beslag nemen van Joodse inboedels. De ERR werkt hierin nauw samen met de afdeling Hausraterfassung van de Zentralstelle in Amsterdam. Als medewerkers van de Hausraterfassung een inboedel inventariseren gaat er een kopie van de inventarislijst naar de ERR die dan beoordeeld of er iets van hun gading bij zit. Als vervolgens de goederen in beslag genomen worden gaan er altijd mensen van de ERR mee of zij gaan naderhand nog kijken op de plek waar de goederen liggen opgeslagen.
In de week van 14-20 maart 1943 is men dan toegekomen aan het verpakken van de boekencollectie van Paul May die dan nog resteert in Zeist. Hiertoe reizen 2 medewerkers van de ERR, Wehde en Wulfekötter, af naar Zeist om één en ander in goede banen te leiden. Men schat dat het om ongeveer 17-18 kisten zal gaan.
In de week van 28 maart tot 3 april 1943 kan men beginnen met het ompakken van de collectie welke uit Zeist is binnengekomen, in andere kisten. Deze kisten krijgen als merkteken: NDrPM (Niederlande, Driebergen, Paul May). Dit in tegenstelling tot het deel van de collectie welke al eerder in beslag genomen is, welke als merkteken meekrijgt: NAPM (Niederlande, Amsterdam, Paul May). Volgens het maandrapport van Februari 1943 gaat het inderdaad om 14 kisten NAPM. Volgens het maandrapport van April 1943 gaat het om 9 kisten NdrPM. Afschriften van de week- en maandrapporten gaan naar het hoofdkantoor van de ERR in Berlijn. De opgemaakte inventarislijsten worden meegestuurd met de kisten zodat de ontvangers weten wat de inhoud van de kisten is.
Om een idee te krijgen van de omvang van de gehele roof-operatie, volgens het maandrapport van juni 1944 zijn er 680 kisten ingepakt voor transport, waaronder 271 kisten met materiaal van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis en 204 kisten met de Bibliotheca Rosenthalia. In mei 1944 gaat het om 124 kisten, in april 1944 om 136 kisten.

Richard Mummendey

In het verhaal m.b.t. Paul May en zijn boekencollectie speelt Oberleutnant Mummendey ook een rol. Er is nl. een briefwisseling teruggevonden tussen een wetenschappelijk medewerker van de ERR (Köster) en de heer Mummendey die blijkbaar gestationeerd was in de voormalige woning van de familie May op het Landgoed De Breul in Zeist. Hij wordt vermeld in het weekrapport van 28-2 tot 6-3-1943 wat door Schmidt-Stähler opgesteld is, n.a.v. een bespreking met Mummendey over het verpakken en de afvoer van de collectie die nog in Zeist berust. Hieronder enkele gegevens m.b.t. Oberleutnant Mummendey.
Geboren; 14-07-1900 Angelsdorf, Elsdorf
Overleden; 24-09-1978 Bad Kissingen
 
Zoon van Ernst Mummendey en Susanne Dreling. Was zelf 2 x getrouwd en heeft 1 zoon, Dietrich (1929-1984).
 
Bibliothecaris, boekwetenschapper, schrijver, vertaler en uitgever.
Heeft veel werken van Engelse en Amerikaanse auteurs in het Duist vertaald zoals; Robert Louis Stevenson, Herman Melville, Edgar Allan Poe, Charles Dickens, Jonathan Swift, e.a.
 
Eigen werken;
Bibliographie der Gesamt-Zeitschriften-Verzeichnisse, 1939
Mirabilia Romae; kleiner Führer durch Rom, 1942
Von Büchern und Bibliotheken, 1950
Die Sprache und Literatur der Angelsachsen im Spiegel der Deutschen Universitätsschriften 1885-1950, 1954
Die schöne Literatur der Vereinigten Staaten von Amerika in deutschen übersetzungen, 1961
Die Bibliothekare des Wissenschaftlichen Dienstes der Universitätsbibliothek Bonn, 1968
 
Na zijn examen aan het Stedelijk Gymnasium van Bonn en zijn diensttijd studeerde hij vanaf het wintersemester 1918/1919 chemie, fysica, mineralogie, machinebouw en elektrotechniek aan de universiteit van Bonn en München en aan de Technische Hogescholen van Aken en Hannover. In 1922 deed hij examen in Hannover en promoveerde op de studie Der Einfluss verschiedener Entsäurungsmittel auf die chemische Zusammensetzung und den Geschmack des Weines tot Dr.-Ing. Daarna werd hij assistent in een laboratorium bij het Staats Onderzoeksinstituut voor Fruit, Wijn- en Tuinbouw in Geisenheim in het bezette Rijnland dat hij in 1923/1924 weer moest verlaten. Van 1925-1935 was hij zelfstandig wijn-expert. Pas in 1935 werd hij vrijwilliger bij de universiteitsbibliotheek in Berlijn en hij legde in 1937 zijn examen af voor bibliothecaris. Tot 1939 was hij bibliothecaris bij het Arbeitswissenschaftlicher Institut in Berlijn waarna hij terugkeerde naar de universiteitsbibliotheek en werd in 1942 benoemd tot hoofdbibliothecaris van de TH in Aken. Van 1945-1950 was hij na krijgsgevangenschap en ont-nazificering een tijdlang gedwongen werkloos. In 1950 keerde hij als bibliothecaris terug naar de universiteitsbibliotheek van Bonn.
Hij ontwikkelde eind 30’er jaren een systeem voor tijdschriftverwijzingen waardoor natuurwetenschappelijk en technisch onderzoek vereenvoudigd zou moeten worden omdat wetenschappelijke artikelen binnen deze systematiek makkelijker terug te vinden zijn.
Zijn Von Büchern und Bibliotheken is ontstaan uit voordrachten die hij in het krijgsgevangenenkamp hield.

De correspondentie in het ERR-archief begint in december 1942 als Köster aan Mummendey schrijft dat hij voorlopig niet toekomt aan het verwerken van de collectie van Paul May welke nog in Zeist is opgeslagen, daar hij eerst nog met vakantie gaat en vervolgens druk is met andere bezigheden. Hij verwacht midden januari iets te kunnen ondernemen. De eerstvolgende brief van Mummendey aan Köster is dan van 1 februari 1943 daar Mummendey enige tijd in het Berlijn verbleef. Vanuit Berlijn onderweg naar Rome schrijft Mummendey een handgeschreven brief aan Köster waarin hij aangeeft dat hij, met toestemming van zijn meerdere, enige boeken uit de collectie May heeft meegenomen en graag ook nog enkele andere werken in zijn bezit zou willen hebben; een uitgave van Schiller en één van Lessing. Op 04-03-1943 laat Mummendey aan Köster weten dat hij binnenkort één dag in Nederland zal zijn en dat het mogelijk is om dan enige zaken te bespreken. Blijkbaar hebben ze elkaar dan nog niet kunnen treffen want vanuit Rome schrijft Mummendey wederom een brief, op 18-03-1943, vergezeld van een gedetailleerd verlanglijstje met boeken die hij zou willen hebben/overnemen uit de collectie van Paul May waaronder een uitgave in bruin leder van de volledige werken van Goethe in 16 delen; 5 delen met toneelwerken van Schiller uit 1805; Historia von Rhodis uit 1513; Augustinus, De civitate Dei uit 1476; Voltaire, Oevres poétiques, in rood leder, uit 1825, en nog enkele andere werken.
Op 21-04-1943 volgt reactie van Köster, waarin hij zegt dat na overleg met Schmidt-Stähler men hem 1 werk wil schenken (Fürstenberg; Das Französische Buch im 18. Jahrhundert und der Empirezeit) maar dat de rest niet mogelijk is omdat: 'es handelt sich um Reichseigentum'. Op 22-05-1943 antwoord Mummendey dat hij het beloofde boek zal laten ophalen door een koerier en dat hij dan ook nog graag een werk van Heinrich Heine mee zou krijgen. Op 24-06-1943 antwoord Köster dat dat helaas niet kan omdat alles al ingepakt en verstuurd is. In een brief van 03-03-1944 vraagt Mummendey om nog een paar andere boeken; Brantome-Bände, uit de Paul May-bibliotheek. Köster verwijst hem in een antwoord van 17-03-1944, naar het hoofdkantoor van de ERR in Berlijn. Op 21-03-1944 volgt er een vriendelijk antwoord van Mummendey vanuit Hottengrund. Onder zijn naam in het briefhoofd staat; Oblt. Mummendey, Stab Ge. d. Jagdflg., Berlin-Kladow. Waarmee dus vaststaat dat Mummendey bij de Luftwaffe zat. Dit wordt ook bevestigd door het boek dat hij tijdens de oorlog uitgeeft, als hij in Italië gestationeerd is; Mirabilia Romae: kleiner Führer durch Rom. Als schrijver/uitgever staat daarvan aangeduid; Oberbefehlshaber der Luftwaffe, General der Nachtjagd, Aussenstelle Süd. Bovendien wordt dit ook bevestigd door het feit dat tijdens de oorlog verschillende onderdelen van Luftwaffe huizen gevorderd hadden in Zeist, waaronder ook het Landgoed De Breul. In De Breul zelf was de staf gehuisvest van het XII. Fliegerkorps, later het I. Jagdkorps. Van hieruit werden acties ondersteund van de nachtjagers van de Luftwaffe, die als taak hadden om acties van de geallieerden richting het Roergebied tegen te gaan. Als commandocentrum werd er iets ten zuiden van De Breul een bunker gebouwd, Cäsar. In deze bunker is nu een mediabedrijf gehuisvest.

Anton Mussert

Een andere persoon die een bijzondere interesse had in de inboedel van Paul en Rosine May was Anton Mussert. Hij heeft, toen spullen uit de inboedel werden geveild, via stromannen het één en ander opgekocht waaronder servies en porselein dat in zeven kisten werd teruggevonden in de kluis van een bank op naam van Helena Mijnlieff-Verburg, de moeder van Marietje Mijnlieff, de vriendin/maitresse van Mussert. Helena verklaarde bij ontdekking van de spullen dat deze eigendom waren van Mussert. Toen het Mussert, aan het einde van oorlog, te heet onder de voeten werd heeft hij geprobeerd om bij verschillende vrienden en bekenden spullen in veiligheid te brengen. De zeven kisten gingen na de oorlog terug naar de rechtmatige erfgenamen van Paul en Rosine, de familie von Marx-May.

De boekverzameling van Paul May is na de oorlog teruggevonden in een klooster te Tanzenberg, iets ten noorden van Klagenfurt, in Oostenrijk. Het belandde daar uiteindelijk nadat het oorspronkelijk afgevoerd was naar de Hohe Schule in Frankfurt am Main. De collectie werd teruggegeven aan Ellen May.

Bronnen:

Archief Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg, op www.archieven.nl; stukken berusten bij het NIOD. Weekberichten lopen van 03-01-1943 tot 26-08-1944
Archief Einsatzstab Reichsleiter Rosenberg, op www.bundesarchiv.de; met o.a. een aanvulling op de weekberichten die in het archief van het Niod ontbreken; loopt van 03-08-1941 tot 04-04-1942
Krantenarchief van de Nationale Bibliotheek op kranten.kb.nl
Stadsarchief Amsterdam op stadsarchief.amsterdam.nl
Muziekroof op www.wo2-muziek.nl
Cultural plunder op www.errproject.org
In memoriam plaquette Lippmann, Rosenthal & Co. op www.damwebdesign.eu
Onderzoeksgids oorlogsgetroffenen op www.oorlogsgetroffenen.nl
Boek; Mussert & Co; De NSB-leider en zijn vertrouwelingen, door Tessel Pollmann; Uitgeverij Boom, 2012
Constellation Nijmegen verongelukt bij Prestwick op www.aviacrash.nl
Website van Willem Tiemens m.b.t. Luftwaffe in Zeist
Biografie Mummendey; Johannes Buder in Neue Deutsche Biographie, 1997
Basisinformatie m.b.t. ERR en Hohe Schule; de.wikipedia.org
Gegevens m.b.t. restitutieaanvragen op www.restitutiecommissie.nl van de Adviescommissie Restitutieverzoeken Cultuurgoederen en Tweede Wereldoorlog

Alle rechten voorbehouden