Verhaal

Van Vught naar Auschwitz, naar Reichenbach en de bevrijding in Zweden. (2)

Omzwervingen van de "Philipsgroep"

Verslag van Jeanne Gompers' tocht naar Zweden. Ongedateerd, waarschijnlijk Mei 1945.

In Zweden op papier gezet, met potlood geschreven op een aantal blocnoot-velletjes. (enkele velletjes ontbreken).

Jeanne schrijft:
Deze brief heb ik reeds lange tijd klaar liggen.

Bladzijde 1)

Mijn lieve allemaal,
Hopelijk hebben jullie mijn eerste brief ontvangen. Ik heb n.m. naar 4 adressen ongeveer dezelfde brief geschreven in de hoop dat jullie een van de vier wel ontvangen zullen. Het is niet te beschrijven hoe ik naar een berichtje van jullie verlang en vooral van mijn kleine schat. Ik hoop toch zo dat hij in leven en gezond is wat ik van jullie allen hoop. Met mij is dat op het ogenblik niet het geval. Van ons allen is hier een foto van onze longen en hart gemaakt. Op deze foto hebben ze iets aan mijn longen gevonden. Wij liggen nu nog in een school in quarantaine en zijn met 30 Hollandsche vrouwen die allen verdacht worden van TBC. Schrik jullie maar niet want ik geloof zelf niet dat ik het heb. Er zal wel iets aan mijn longen zijn wat niet te verwonderen is na wat ik in die 2 jaar heb meegemaakt.

Bladzijde 2)

Maar wij gaan hier naar een sanatorium en heb ik alle hoop geheel gezond weer naar Nederland te komen. Ik ben natuurlijk wel wat verdrietig, nu dat wij onze vrijheid weer hebben gekregen, weer te moeten liggen. Maar jullie kennen dat wel van Jeanne. Ik verlang zo ontzettend naar Flip en hoop ik vurig dat hij nog in leven zal zijn en Ap ook en Sal. Lijst met namen van de mannen hebben wij nog niet gekregen. Wat is er toch ontzettend veel gebeurd in die 2 jaar dat ik weg ben. Ik zal proberen jullie het een en ander te gaan beschrijven. Alles zal ik niet schrijven dat vertel ik jullie later wel. Om te beginnen dat bij verleden jaar 3 Juni toen zijn wij uit Vught vertrokken met 400 vrouwen en 190 mannen. Dat waren nog de enigste Joden die toen nog in Vught waren.

Bladzijde 3) weg.

Bladzijde 4) weg.

 

Bladzijde 5)

Toen wij dan uit het KL Sportschule Lange-Bilau I zijn vertrokken met 768 vrouwen zijn wij begonnen met 4 dagen lopen. 100 km op één kuch en een stukje boter en suiker en dronken wij wat water wat uit de stromende beken en aten dronken of stukjes bevroren sneeuw .......... versterking. Wij hebben het Eulengebergte en een gedeelte van Tjecho-Slowakije afgelegd tot Trautenau. Ik kan jullie zeggen dat wij net op tijd aan kwamen want ik kon toen niet meer. Mijn hart heeft heel wat te lijden gehad van het bestijgen van de bergen en het zwaardere ademen dan een normaal mens zonder astma. Overnacht hebben we in hooischuren waar we op elkaar gepakt moesten zien te slapen en wij hadden één deken en een tasch met beker, schaal, brood en allerlei kleine dingetjes bij ons. In Trautenau kwamen we in een Lager wat eens fabrieksgebouw was en helemaal versmeerd was. Er waren wantzen en luizen.

Bladzijde 6)

Wij kregen daar nog een halve liter watersoep. Er zat hoegenaamd niets in alleen af en toe een aardappelschil en een achtste brood. Kregen zonder boter of beleg. 4 dagen zijn wij daar gebleven om dan in open veewagens verder te gaan. Daar hebben wij 5 dagen en 6 nachten in gereisd. Wat dat zeggen wil kan niemand zich voorstellen midden in de winter met sneeuw en hagelbuien dan één deken over ons heen die natuurlijk kletsnat was. Daarbij waren wij 2 dagen zonder eten. Wij hebben een reis gemaakt door Bohemen, Moravie en Saksen. Het luchtalarm was niet van de lucht en moesten wij overal uren blijven staan. Bijv. voor Leipzig hebben wij hebben in de piepzak gezeten. Wij waren misschien 100 m. van het station Leipzig toen er luchtalarm ging en wij op de weg staan bleven. Wij hebben daar een ontzettend bombardement gehoord en waren toch wel een beetje angstig. Later hoorden wij dat het station zwaar gebombardeerd was en moesten wij weer terug rijden en weer een andere route nemen.
In Celle zijn wij een hele nacht en de volgende halve dag blijven staan. Het was een vreselijke nacht van koude en sneeuw en ontzettende honger. Om niet te bevriezen hebben....

Bladzijde 7)

.....hebben wij zo goed en zo kwaad het ging wat gesprongen en heen en weer getrappeld. Gelukkig kwam er de volgende morgen om 12 uur uit het Lager van Celle warme koffie en voor ieder een halve kuch, een stuk leverworst en ongeveer een ons boter. Hoe wij daarop aangevallen zijn hoef ik jullie niet te vertellen. Als wilde beesten. Daarna is onze reis weer verder gegaan naar Porta Westfalica, onze plaats van bestemming.
In Porta aangekomen zijn we naar een heel nieuw Lager gebracht wat nog niet helemaal klaar was. Daar hadden ze ons pas 14 dagen later verwacht. Wij hadden ons al gevlast op wat warm eten (soep) maar moesten twee dagen wachten alvorens we wat te eten kregen. Alles moest nog besteld worden en uit het dorp komen. Het Lager lag heel mooi boven op een berg. De fabriek waar wij moesten werken was ondergronds gebouwd in een berg. Fantastisch om te zien maar een weg om te lopen iets vreselijks.

Bladzijde 8)

Ongeveer 3 kwartier sterk stijgen om in de fabriek 600 m te dalen. Op een beetje watersoep en een achtste brood was dat niet lang vol te houden. Wij hebben daar van de honger aardappelschillen uit de afvalbak gehaald, afgewassen en op de kachel gekookt. Wij waren er echter maar 4 weken want toen ik daar kwam kwamen de Amerikanen steeds dichter bij en moesten wij weer verder. Jullie moet weten dat wij al zo blij waren al uit West Falen te zijn omdat het zo dicht bij Holland ligt en hadden wij al plannen gemaakt om desnoods naar Holland te gaan lopen als de gelegenheid daar zou zijn. Maar die rotmoffen hebben ons zo lang zij konden steeds weggesleept. Toen werden wij in dichte veewagens gestopt om naar 4 dagen in Beendorf aan te komen. Beendorf ligt tussen Braunschweig en Magdenburg. In dat Lager kregen wij behoorlijk eten. Tenminste soep was daar wat dikker, een zesde brood en iedere dag boter en broodbelegging. Honing, worst, jam of kwark maar het werk was daar.....

Bladzijde 9)

....daar ontzettend ongezond. Daar werd in de zoutmijnen gewerkt. Die mijnen waren als fabriek ingericht. Er werden onderdelen van vliegtuigen enzovoort geproduceerd. In die mijnen moest men ook een uur lopen en ook heel erg vermoeiend. De lucht van het zout was heel schadelijk voor de gezondheid. Gelukkig waren wij hier maar 4 dagen om weer verder te trekken want ook daar kwamen onze redders steeds naderbij. Toen hebben wij een transport meegemaakt wat ik nooit vergeten zal. Met 4000 vrouwen hebben ze ons op elkaar gegooid in de veewagens waaraan de meesten open waren. Wij kwamen bij allerlei nationaliteiten terecht en zaten op elkaar gepropt met 100, 130 en ook wel 160 vrouwen. Jullie begrijpt van zitten was geen sprake en van slapen nog minder alleen slaag konden we krijgen. Ze hebben mij met een schoen een gekneusde rib geslagen. Er was ook een wagon met zigeuners. Daar hebben ze iedere nacht een paar vermoord. Vooral de joden hadden het er zwaar te verduren en moesten meisjes zelf daarbij helpen. De vrouw van Bob Scholte hebben ze ook vermoord. Ook zijn er veel waanzinnig geworden van angst. Vooraf hadden ze al gezegd wie op de lijst stonden. Ons Transport-führer vond het best dat het gebeurde.
Eén Aufseherin heeft er bij geholpen.

Bladzijde 10)

's Nachts hoorden wij uit alle wagons mensen gillen en hulp roepen maar niemand heeft er zich over bekommerd. Bij ons transport waren ook nog enige duizenden mannen waarvan er ook iedere nacht een stel doodgeschoten en vermoord werden. Als men zoiets niet heeft meegemaakt kan men het zich niet voorstellen. Onze Lagerschreiberin heeft gedaan weten te krijgen met heel veel moeite dat de Hollanders bij elkaar in de wagons mochten. Dat was een ware opluchting voor ons. Toen hadden we tenminste die angst niet meer. In Ludwigslust zijn wij ergens in de bossen op de rails blijven staan enige dagen en mochten wij overdag buiten de wagons vertoeven. Na 2 dagen is er soep gekookt. 5 uur hebben we daarvoor in de rij gestaan.
De mensen, vooral de Hongaren en Polen, konden zich zoals altijd niet bedwingen en was het net een horde wilden. Er is dan ook flink wat slaag uitgedeeld. Toen wij dan eindelijk netjes in de rij stonden kreeg ik ook nog met een gummiknuppel op mijn hoofd. Toen we eindelijk aan de beurt waren, wij waren toen nog met enige honderden en door en door natgeregend waren want inmiddels was er een flinke onweersbui op komen zetten, was er voor ons geen soep meer. Dat was toch zo heel erg.

Bladzijde 11)

Want wij hadden ons er echt op gevlast en het ergste was dat hij zo lekker geweest moet zijn. Toen konden wij meteen, en het stukje brood wat er voor velen toen ook niet meer was, naar onze veewagens afdruipen om daar zo nat als wij waren de nacht te gaan doorbrengen. De volgende dag zou er weer soep gekookt worden en hoorden wij 's morgens om 10 uur al dat de soep al klaar was toen plotseling het bevel kwam alles in de wagons want we gaan verder en moesten we onze soep dus weer achterlaten. Toen ging de reis naar Hamburg. Jullie begrijpt wel dat wij met al dat gereis heel wat gebombardeerde gebieden gezien hebben. Hamburg bijv. is een en al puinhoop en het typische is dat men tegen de puinhopen aan het jonge groen ziet en de bomen in bloei ziet staan. Dat zijn toch zulke tegenstellingen. Even buiten Hamburg bleven wij weer staan. Plotseling hoorden wij roepen en een blij geschreeuw. Wat was het geval, daar stond de commandant die wij vroeger in Vught hadden gehad. Men schreeuwde van blijdschap of men een goede oude bekende ontmoette. Hij herkende ons ook direct en zei dit is de Philipsgroep. De Hollandse vrouwen mochten toen als eerste uit de wagons en werden wij naar een Lager in Eidelstedt bij Hamburg gebracht. Bij aankomst kregen wij dikke koolsoep dat ons heerlijk smaakte.

Bladzijde 12)

In dat Lager was het echter een hel. Daar waren alleen buiten-commando's. Er werd daar werk verricht wat mannen bij ons in de werkverschaffing deden. De vrouwen moesten aan loopgraven graven en het zand dan 2 meter hoog gooien. Dan nog één uur heen en één uur terug lopen op een bak watersoep met wat koolstukjes en een achtste brood en stukje boter. Jullie begrijpt dat de angst mij bekroop toen ik dit hoorde. Ik voelde mij zo slap dat het net was als ik liep dat ik zweefde. Dan te denken aan zulk zwaar werk met mijn asthma. De eerste dag werden er 150 uitgezocht waar ik gelukkig niet bij was. Onze Lagerschreiberin die altijd bij het uitzoeken was zorgde altijd wel dat ik er zo lang mogelijk uit kon blijven. Alles werd daar voor sabotage aangerekend en voor het minste ging je haar tot de nul er af. De angst achtervolgde mij wel maar gelukkig ben ik er zonder buiten commando afgekomen. Wij hebben er ontzettend honger geleden want er was gewoon geen eten meer voor ons. Nadat wij er 10 dagen waren kwamen onze redders van het Rode Kruis ons uit de hel bevrijden om ons naar Denemarken en vervolgens naar Zweden te brengen. Wij konden het niet geloven toen men het ons vertelde dat wij door het.....

Bladzijde 13)

…….. het Rode Kruis overgenomen zouden worden. Toen we het kamp verlieten en niet meer door de SS begeleid werden maar door de Hamburgse politie die zei ons dat we onze vrijheid tegemoet gingen begonnen we iets te geloven. We zouden maar met 50 personen in een wagon komen met stro en dat was ook waar. Begon het langzaam aan tot ons door te dringen. In de trein kregen wij beschimmelde kuch want ander brood hadden ze niet voor ons. Maar alles is ons vergoed toen wij in Denemarken aankwamen. De aankomst zal ik mijn leven nooit vergeten en zal een van de mooiste herinneringen zijn. Ik kan jullie niet beschrijven met welk enthousiastme de mensen ons daar verwelkomd hebben. Het was net of zij voelden wat wij allemaal meegemaakt hadden. Als ze 6 handen hadden gehad hadden ze met 6 handen gezwaaid en kushanden opgegooid. Het heerlijkste eten stroomde de wagons binnen. De mensen holden naar binnen om het heerlijkste wittebrood belegd met de fijnste worstsoorten, kaas en ei klaar te maken. Pakken met koek, zakken havermout, chocolade, zuurtjes, emmers met melk, van alle kanten kwamen de mensen met wat aandragen. Maar met zoveel liefde het gegeven is, geweldig.

Bladzijde 14)

's Avonds kwamen wij in Padborg aan waar het Rode Kruis van Denemarken op ons wachtte. Die ontvangst met zoveel liefde is onvergetelijk. Wij kregen bij het uitstappen van de wagons heerlijke havermout met room er overheen. We wisten niet wat wij proefden. Die nacht zijn wij daar in het Lager van het Rode Kruis ondergebracht dat bestond uit barakken en enige heel mooie wagons waar heerlijke matrassen lagen. Het eten wat wij kregen was fantastisch. Heerlijk belegd brood, worst, vlees en kaas, aardappelen met vlees en jus maar meer vlees dan aardappelen. Zalig gewoon. De zusters waren heel lief en wisten niet wat ze voor ons konden doen. 's Middags hebben wij dan de reis ondernomen naar Zweden. Over de Kleine Belt zijn we 's nachts gekomen. Wat we konden zien was water en een hele mooie brug. In Kopenhagen aangekomen zijn wij op de boot gegaan om over de Grote Belt naar Zweden te gaan. Op de boot gingen wij in de eerst klas restauratiezaal. Daar stonden mooi gedekte tafels klaar en kregen wij heerlijk bord pap, brood en thee. Alles gezellig opgediend dat waren wij in 2 jaar niet meer gewend.

Bladzijde 15)

Op de boot kregen wij ook van alles toegestopt. Aankomst in Kopenhagen was ook een evenement. De mensen stonden naast de wagen en gaven ons van alles. Koek, gebak en chocola. De kinderen kregen van hun ouders geld om vlug voor ons wat te gaan kopen. De gewoonste arbeiders gingen over hun portemonee om voor ons wat te laten halen. Het was dan ook gewoon feest bij ons in de wagons. Daarbij hoorden wij nog dat er wapenstilstand was. Het drong werkelijk niet eens tot ons allemaal door. Het was werkelijk teveel voor ons.
Toen wij na 2 uur op de boot geweest te zijn in Zweden aan wal gingen stonden er ook honderden mensen langs de walkant te wuiven. Na een prachtige boottocht dat 2 uur geduurd heeft kwamen wij in Zweden aan waar honderden mensen ons toe wuifden. Wij hadden nog niet goed een voet aan wal of wij hoorden een Hollandsche stem tot ons zeggen : zijn jullie de Philipsgroep ?
Wat dat voor ons was, een Hollander te ontmoeten kunnen jullie niet beseffen. Later verwelkomden ons nog meer Hollanders en hoorden wij ons welkom in Zweden toeroepen. Hierbij stuur ik jullie een artikel van onze aankomst in Zweden dat in de Fakkel stond. Dat is een blad.....

Bladzijde 16)

……. blad dat door het Nederlandse gezantschap in Stockholm wordt uitgegeven. Ik kan jullie dan ook wel dat zeggen dat ik dan ook nooit vergeten zal wat Zweden voor ons heeft gedaan en altijd een mooie en dankbare herinnering van mij blijven. In een prachtige school aangekomen kregen wij na enige dagen allemaal mooie nieuwe kleren die wij zelf op een magazijn mochten uitzoeken. 2 stel ondergoed, 2 paar kousen, korset, buste houder, onderjurk, nachthemd, jurk en mantel en alpinomuts buiten wat wij nog van particulieren zo gekregen hebben. Dat is natuurlijk voor enkele gelukkigen. Ik heb bijv. omdat ik al zoveel aangekomen, n.m. 14 pond, en mijn jurk al te nauw is, heb ik van de zuster een beeldige blauwe wollen kanten jurk met bijpassende zijden onderjurk die mij prima staat.

Deze brief had ik al heel lang klaar liggen voor jullie maar had geen mogelijkheid hem eerder te sturen. Willen jullie deze beschrijving svp bewaren voor mij want die wil ik heel graag bewaren. Laat jullie hem maar aan anderen lezen die het interesseert, maar bewaren hoor.
Innig omhels ik jullie allen in gedachten in het bijzonder mijn schat.

Dag.

Naschrift van twee lotgenotes:

(Door Ernest Gompers)

Enkele mede Philipsgroep gevangenen en lotgenotes hebben op mijn verzoek iets verteld over wat er in Auschwitz is gebeurd:
In tegenstelling tot alle andere gevangenen is bij hen (de Philipsgroep) niet het haar afgeknipt. De vrouwen zijn niét kaalgeschoren. Wél moesten zij gevangenis"kleren" dragen en kregen zij een nummer in de arm getatoeëerd. Zij herinnert zich nog de vele malen eindeloos op appèl staan. Volgens haar was hun groep ondergebracht in barak 10B van het Frauenlager.
De "Arbeit" die zij moesten verrichten was stenen sjouwen. Stenen sjouwen om een weg aan te leggen buiten de hekken van Birkenau. Maar als ze de volgende dag weer terug kwamen om verder te gaan dan was de weg voor een groot deel weer afgebroken of opgebroken want dan moest die weer een andere kant op lopen. Dit soort "Arbeit" was puur gechicaneer. Maar echt "kwaad" heeft de SS hun als groep niet gedaan.
Schelden, op appèl staan en nutteloos werk verrichten, dát moesten ze ondergaan, mogelijk ook allerlei andere vernederingen, maar "kwaad" in de zin van het vermoorden van mensen uit deze groep was er niet bij.
Een déél van de Philipsgroep verliet Auschwitz al weer na 14 dagen, waaronder Frieda Noach. De anderen, waaronder ook mijn moeder, verlieten Auschwitz op 23 Augustus 1944 om tewerkgesteld te worden bij Telefunken in Reichenbach.
De tocht daar naar toe en verder naar hun bevrijding heeft Jeanne in de resterende pagina's van haar verslag beschreven.

Frieda Noach-Bromet, een kamp- en lotgenote van mijn moeder heeft mij vele jaren later over dat transport het volgende verteld:
Zij zat bij mijn moeder in het kamp (Vught en Auschwitz). Zijzelf werd na de deportatie uit Vught na 4 à 5 dagen (vertelde zij) van uit Auschwitz opnieuw op transport gesteld naar Reichenbach.
"Er uit...... Hoe is het mogelijk".
Na 6 weken kwam de rest, van wat er over was, eveneens in Reichenbach aan, waaronder Jeanne. Frieda vertelt dat Jeanne een hele integere vrouw was die het vertrouwen van de anderen genoot. Om aan verbandmiddelen te komen hadden ze in Reichenbach een verbandkamertje gekraakt en Jeanne kreeg alles onder haar hoede ter bewaring en verdeling omdat men had ervaren dat zij een integere vrouw was en zo eerlijk.

Alle rechten voorbehouden