Verhaal

Ernst Lucas en zijn gezin

Ernst Lucas werd geboren op 27 juni 1901 in Soest, Duitsland. Zijn ouders waren Selig Lucas en Bertha Stern. Ernst was een afgestudeerde econoom. Op 12 december 1934 trouwde hij met Natalie Intrator in Leipzig. In 1934 ontvluchtte hij Duitsland en verhuisde hij naar Rotterdam aan de Beatrijsstraat 30. Hier werd hij op 12 december 1934 ingeschreven als koopman en begon er een bedrijf in leesportefeuilles. Hij nam een aantal jongens in dienst die hem met een bakfiets meehielpen om de tijdschriften langs te brengen bij de abonnees. Zijn vrouw, Natalie, reisde hem korte tijd later achterna en werd op 30 december 1934 in het Rotterdamse bevolkingsregister ingeschreven. Samen kregen zij  Natalie Lucas-Intrator en haar 1 jaar oude zoon Robert Lucas. In een politiebericht werd gevraagd om de opsporing en aanhouding van de familie Lucas. één zoon, Robert Stephen Lucas. Hij werd op 5 mei 1938 om vijf uur ’s middags geboren in het Rotterdamse Bergwegziekenhuis. Nadat de Duitsers in mei 1940 Nederland waren binnengevallen, kwamen ook hier de anti-Joodse maatregelen. Joden mochten bijvoorbeeld niet meer bij de kust wonen, waardoor het gezin gedwongen de stad moest verlaten. In Rotterdam waren ze goed bevriend geraakt met een andere familie die Duitsland ook was ontvlucht. Dit was de familie Durlacher. Zij hadden contacten in Bennekom, waardoor ze daarheen verhuisden. In navolging van hen, verhuisde ook het gezin Lucas naar Bennekom. Ze huurden kamers aan de Kerkstraat 14. Op 4 oktober 1940 werden ze ingeschreven in de gemeente Ede. De eerste oproep van Ernst om naar een werkkamp te gaan kwam in de zomer van 1941. Hier kwam hij echter onderuit met behulp van de Bennekomse huisarts van Omme. Hij kreeg van hem een overdosis laxeertabletten, waardoor hij werd afgekeurd en niet hoefde te gaan. Op 24 september 1941, verhuisde de familie Lucas naar een huurhuis aan de Hullenberglaan 15 in Bennekom. Dit werd het laatste officiële adres waar ze zouden wonen. Op 20 november 1942 had de hoofdagent van Bennekom, Gerrit Jan Wasselink, een controlebezoek gebracht aan de Hullenberglaan 15. De woning bleek verlaten. Hierna verscheen er op 25 november een politiebericht waarin werd gevraagd om de opsporing en aanhouding van de familie Lucas. Ze waren strafbaar. Joden mochten niet meer verhuizen. Dat had hij (binnen Bennekom) toch gedaan. Ernst, Natalie en Robert waren ondergedoken. Ouders en kind waren hierbij gescheiden, zodat het risico op ontdekking kleiner werd. De 4-jarige Robert werd ondergebracht in Voorburg. Het onderduikadres van de ouders bevond zich aan de Alexanderweg 44 in Bennekom bij de familie Loo. Dit ging ongeveer een jaar goed. Overdag kwamen Natalie en Ernst niet naar beneden. Bij gevaar verstopten zij zich in een grote muurkast op de slaapkamer. Alleen ’s avonds liepen zij soms een klein stukje vanuit de tuin naar de rand van het bos. Het huis waarin ze verscholen zaten, heette dan ook ‘De Boschrand’. Op 15 maart 1943 ging het fout. Robert Stephen Lucas werd opgepakt door de SD Den Haag in Voorburg. De arrestatie van Ernst en Natalie volgde een dag later op 16 maart 1943. De drie Haagse agenten wisten in het begin niet zeker in welk huis aan de Alexanderweg ze zaten ondergedoken. Daarom gingen ze eerst alle huizen langs. Dit gebeurde met veel lawaai en geschreeuw. Een buurmeisje verklapte uit angst waar ze zaten. Zij was een voormalig dienstmeisje van de familie Lucas. De dochter van de familie Loo, Jet Loo, werd bedreigd met een pistool, waarna Ernst en Natalie uit hun schuilplaats kwamen. Hierbij zei Ernst het bijbelse woord ‘Hineni’, wat ‘hier ben ik’ betekent. Onder de drie agenten zaten twee Jodenjagers. Dit waren M. Spaans en M. Dusschoten. Zij namen meteen al het overgebleven geld mee. Ook sieraden namen ze in. Dit was de eerste arrestatie van Joden in Bennekom. Er zouden er nog meer volgen. Op 17 maart 1943 werd het gezin Lucas overgebracht naar de gevangenis in Scheveningen. Dit werd in de Tweede Wereldoorlog ook wel het Oranjehotel genoemd (ode aan de gevangen verzetsstrijders). Hier werden mensen naar toe gebracht wanneer ze handelingen hadden uitgevoerd die de Duitse bezetter als overtreding zag. Er was een apart deel voor Joden die na verhoor en vaak beroving van kostbaarheden naar een kamp werden gestuurd. Dit gold ook voor Ernst, Natalie en Robert. Op 18 maart werden ze geregistreerd in kamp Westerbork en in een strafbarak gezet. Vier maanden verbleven zij samen in Westerbork. Op 13 juli 1943 volgde de deportatie naar Sobibór. Hun transport bestond uit 2209 personen. Op 16 juli arriveerden zij in Sobibór. Bij aankomst werden Ernst, Natalie en Robert meteen vermoord. Niemand van dit transport zou het voormalige vernietigingskamp overleven.

Bron: Stichting Sobibor- VEERTIEN PERSONEN, VEERTIEN VERHALEN

www.sobibor.org/wp-content/uploads/2021/11/Veertien-personen-veertien-verhalen.pdf