Verhaal

Het lot van de transporten in het algemeen.

Tekst van paragraaf 2 van hoofdstuk III uit de "Auschwitz III" publicatie van het Rode Kruis.

(Deze aanvulling betreft o.a. het transport Westerbork-> Auschwitz van 9 October 1942)

Nadat bij aankomst van een transport op het station Auschwitz de vrouwen en kinderen van de mannen waren gescheiden, hadden de gebruikelijke selecties voor tewerkstelling plaats.

Aangenomen moet worden dat in het algemeen, d.w.z. behoudens in een aantal uitzonderingsgevallen, óók van de rechtstreekse Auschwitz-transporten in de Cosel-periode, slechts mannen voor tewerkstelling zijn aangewezen, en de vrouwen terstond, evenals de kinderen en de niet "arbeitsfahig" geachte mannen, door vergassing om het leven zijn gebracht.

Dit laatste wordt hieruit afgeleid, dat

1e )  in de Auschwitz-administratie slechts zeer sporadisch namen van met deze transporten gedeporteerde vrouwen worden aangetroffen; 

2e)  uit verklaringen van overlevenden slechts van het bestaan van heel enkele vrouwen na de dag van aankomst is gebleken;

3e)  van de ± 20.000 Joodse vrouwen, die in de periode Augustus - December 1942 uit Nederland naar Auschwitz zijn gedeporteerd, er geen enkele is teruggekeerd, noch zelfs (na de evacuatie van Auschwitz) in één der westelijk gelegen kampen is teruggevonden.

Voor de bepaling van het tijdstip van overlijden van de vrouwen, van wie individueel niets bekend is, wordt derhalve uit een oogpunt van kansrekening bezien, de grootste trefzekerheid verkregen, indien als sterfdatum wordt genomen de dag van aankomst te Auschwitz, d.i.  3 dagen na het vertrek van het betrokken transport uit Westerbork. Dezelfde sterfdatum geldt zodoende voor de kinderen en voor de mannen, die niet voor tewerkstelling werden uitgezocht.

In verband hiermede behoeft dit hoofdstuk zich dus verder in hoofdzaak slechts bezig te houden met de vaststelling van het tijdstip van overlijden van de mannen, van wie bekend is of moet worden aangenomen, dat zij tot de tewerkgestelden hebben behoord, voor zover aangaande hun overlijden geen individuele gegevens ter beschikking staan.

Deze taak is iets gemakkelijker dan bij de Cosel-transporten, doordat de geselecteerde mannen nagenoeg alle zijn tewerkgesteld in de kampen (onder-commando's) van het eigenlijke Auschwitz-complex, d.w.z. in het "Stammlager" Auschwitz I, in Birkenau (Auschwitz II) of in de werkkampen Monowitz-Buna, Jawischowitz en Golleschau (Auschwitz III) , en derhalve niet, zoals de mannen, die in Cosel uit de trein werden gehaald, over een groot aantal ver uit elkaar liggende "Zwangsarbeitslager" werden verspreid. Zij vallen ook alle van de dag van aankomst af onder de Auschwitz-administratie en komen daarin voor onder afzonderlijke, in de regel vrij nauwkeurig te bepalen matricule nummer-series.

Hoofdstuk III, uit paragraaf 3: Leeftijdsgrenzen der tewerkgestelde mannen.

Gebleken is, dat ook bij de rechtstreekse Auschwitz-transporten in het algemeen de leeftijdsgrens, welke bij de selectie voor tewerkstelling in aanmerking is genomen, is te stellen op ±15 en 50 jaar. Slechts voor een tweetal transporten, nl. die van 28-9-42 en 12-12-42, bleek te moeten worden aangenomen, dat die grens tussen ±15 en 40 jaar heeft gelegen

Bron: het archief van het Nederlandse Rode Kruis, Publicatie "Auschwitz III", (Deportatie transporten in de z.g. Cosel-periode (28 Augustus 1942 – 12 December 1942), uitgegeven October 1952,  uit Hoofdstuk III – de Rechtstreekse Auschwitz transporten, paragrafen 2 en 3 op  blz. 63 en 64.

Alle rechten voorbehouden