Verhaal

Méér over het transport van 9 October 1942 Westerbork -> Auschwitz.

Een rechtstreeks transport naar Auschwitz, zonder tussenstop in Cosel.

Van dit grote transport van ruim 1700 mensen, zijn 4 mannen teruggekeerd. De door hen afgelegde verklaringen bevestigen wederom in hoofdzaak de juistheid van hetgeen in paragraaf 2 van dit hoofdstuk aangaande het lot van de rechtstreekse Auschwitz-transporten in het algemeen is opgemerkt.

In tegenspraak met hetgeen daar is geconcludeerd omtrent de vrouwen, lijkt echter de melding van een der gerepatrieerden, dat een groep jonge vrouwen zou zijn "geselecteerd". De getuige zou hebben gezien dat deze groep lopende verdween in de richting van het kamp Auschwitz I. Tevens verklaart hij echter, dat "de groep vrouwen en kinderen en oudere mannen werden geladen op drie grote oplegger-vrachtauto's en ook werd weggevoerd in de richting Auschwitz I". Dit laatste kan niet juist zijn, omdat de gaskamers niet waren in Auschwitz I, maar in Auschwitz II, (Birkenau).

Daar nu de bedoelde groep z.g. geselecteerde vrouwen en de in elk geval voor vergassing bestemde vrouwen met kinderen en oude lieden blijkbaar naar hetzelfde kamp zijn gegaan, kan dit slechts Birkenau geweest zijn, en ligt de veronderstelling voor de hand, dat de hier bedoelde selectie geen selectie is geweest voor tewerkstelling, maar eenvoudig de afsplitsing van een groep, die geacht werd wel naar de gaskamers te kunnen lopen.

Deze veronderstelling vindt sterke bevestiging in het feit, dat van geen enkele vrouw van dit transport ooit meer iets is vernomen. Ook van dit transport is daarom moeten worden aangenomen, dat alle vrouwen, behoudens mogelijke individuele uitzonderingen, terstond zijn vergast.

Van de mannen zijn er tenminste 335 gematriculeerd. De bekende matricule-serie loopt nl. van 67367(A) t/m 67701 (Z), waaruit tevens volgt, dat deze serie ook niet veel groter kan zijn geweest dan 335 man. Hier staat tegenover, dat het aantal mannen in de leeftijdsgroep van 15-50 jaar 461 bedraagt, wat er op zou kunnen wijzen, dat mogelijk een lagere selectiegrens is toegepast. Het blijkt echter tevens, dat een vrij groot aantal mannen tussen 40 en 50 jaar tot de tewerkgestelden heeft behoord, doordat er onder de 33 met name bekende gematriculeerden reeds 7 van deze leeftijdsgroep zijn aangetroffen. Het aannemen van een lagere leeftijdsgrens zou dus in strijd zijn met bekende feiten.

Het grote verschil tussen de genoemde cijfers van 461 en 335 kan alleen worden verklaard door aan te nemen, dat er, evenals bij het transport van 12 October 1942 (zie aldaar), nog een groep mannen is gematriculeerd in een tweede serie; waarvan toevalligerwijze geen enkele naam bekend is geworden. Dit laatste is zeer goed mogelijk, daar bijvoorbeeld, gelijk uit bovenstaande cijfers blijkt, van het aantal mannen, dat in de gevonden serie is gematriculeerd, slechts 10% bij name bekend is. Voor een tweede serie is trouwens plaats tussen de bekende nummer-series van buitenlandse transporten.

Op grond van een en ander is ook voor het hier besproken transport de selectie-grens aangehouden op 15-50 jaar. In totaal zijn van 148 gematriculeerden de sterfdata bekend. Hiervan liggen er in October 1942, 20 -  November 1942, 84 -  December 1942, 32 -  Januari 1943, 10 -  Februari 1943, 2. Uit dit sterfte-verloop is op te maken, dat de tewerkgestelde groep eind Januari 1943 vrijwel uitgestorven moet zijn geweest.

Aangenomen moet dus worden, dat de tewerkgestelden, van wie individueel niets bekend is, zijn overleden uiterlijk 31 Januari 1943.

Van 26 mannen zijn brieven ontvangen, alle op 2 na uit Birkenau, en wel het laatst op 1  December 42 van 7 mannen; op 14 December 42 van 6 mannen; op 18 Januari 1943 van 1 man; van Februari tot Mei 1943 van 4 mannen; op 15 Juni 1943 van 1 man; op 7 September 1943 van 3 mannen; op 8 November 43 van 2 mannen en op 7 April 1944 van 2 mannen.

Uit bijlage IV:

Samenvatting van de conclusie van het "Rechtstreekse Auschwitz-transport" van 9 October 1942

Van het hieronder genoemde transport (vertrekdatum uit Westerbork), worden geacht te zijn  overleden op de dag van aankomst in Auschwitz  (3 dagen na vertrek uit Westerbork), alle vrouwen, alsmede de mannen, geboren vóór 12 October 1891 en jongens geboren ná  12 October 1927 en de  mannen geboren op of tussen de vermelde data,  worden geacht te zijn overleden niet eerder dan 3 dagen ná het vertrek uit Westerbork doch uiterlijk op 31 Januari 1943.   

Bron: het archief van het Nederlandse Rode Kruis, Publicatie Auschwitz III uitgegeven October 1952, de Deportatietransporten in de z.g. Cosel-periode (28 Augustus 1942 - 12 December 1942) en de Rechtstreekse Auschwitz-transporten, blz. 72-73 en 74 en Bijlage IV, conclusie.            

Alle rechten voorbehouden