Verhaal

Salomon Moerel, huisarts in de Tuinstraat te Tilburg 1907-1944

een Joodse huisarts van 66 jaar die in september 1944 alsnog slachtoffer werd van de Holocaust

SALOMON MOEREL, HUISARTS IN DE TUINSTRAAT 1907-1944

door Jan A.M. van Eijck

 

Dokter Moerel was jarenlang de enige Joodse arts in Tilburg. Hij had vanaf 1907 een huisartspraktijk aan de Tuinstraat. Hij vocht tijdens de Tweede Wereldoorlog voor wat hij waard was, maar kon toch niet voorkomen dat hij in september 1944, met de bevrijding van Zuid-Nederland in zicht, toch nog slachtoffer werd van de Holocaust.

 

geboren in Breda, huisarts in de Tuinstraat in Tilburg

Salomon Maurits Moerel werd op 24 november 1877 geboren als oudste kind van zeven in het gezin van Maurits Moerel en Josine Moerel-Reens in Breda. Hij studeerde na de middelbare school geneeskunde aan de Rijksuniversiteit Utrecht, waar hij op 24 mei 1907, op 29-jarige leeftijd, de artsenbul behaalde. Hij vestigde zich vrijwel meteen als huisarts in Tilburg. Hij kocht daartoe in november 1907 het pand Tuinstraat 85. Op de laatste vergadering in 1907 van de kring Tilburg e.o. van de NMG was hij al aanwezig. Een half jaar later, op 19 mei 1908, trouwde hij in ’s-Hertogenbosch met Adèle D. Wolff (geboren 1886 in Elburg) uit Utrecht. Zij gingen dus wonen aan de Tuinstraat 85 in een pand uit 1899, als helft van een dubbelpand gebouwd door de Nederlandsche Bank voor de directeur en de procuratiehouder van de bank. Het gebouw van de Nederlandsche Bank zelf stond om de hoek aan de Stationsstraat. In het souterrain werd de praktijk gevestigd. In het bouwarchief van 1929 van de Gemeente Tilburg vonden we nog een aanvraag van dokter Moerel voor een kleine verbouwing in het pand. Het gezin Moerel werd uitgebreid met drie kinderen: Caroline (1909), Max (1914) en Hans (1920).

 

Moerel als collega-arts

Salomon Moerel toonde zich al snel een actief lid. Zo verzocht hij de collegae – het waren er toen nog maar een twintigtal (zie foto) – uitdrukkelijk om de waarneming bij uitstedigheid toch goed te regelen! Waarschijnlijk had hij last gehad van patiënten die hun eigen huisarts niet hadden kunnen bereiken. Hij klaagde vaker over vermeende mistoestanden. Zo in 1919 over de kwaliteit van het ziekenvervoer in Tilburg (nog met een overhuifde bakfiets, de “ziekenben”) en over eerste hulp die volgens hem inadequaat door politieagenten werd verleend. Ook in 1931 onderschreef hij een klacht over de GG&GD over ondeskundige hulpverlening door de ambulancebroeders; het waren immers geen dokters! De GG&GD protesteerde tegen de klacht: de broeders werkten wel onder medisch toezicht, moesten de collegae weten!

Moerel stond in de stad bekend om zijn affiniteit met traumatologie en ongevalslachtoffers, zowel in het verkeer als ten gevolge van bedrijfsongelukken. En ook die kwamen steeds frequenter voor in de sterk ontwikkelde industriële wereld van de textielstad Tilburg, met best veel gevaarlijke machines! Ook daarom schetste een cartoon van Moerel, die verscheen bij het 75-jarige bestaan van de Geneeskundige Kring in 1933, hem als een teleurgestelde dokter, die zich misdeeld voelde door de concurrentie van de GG&GD, die al sinds 1920 het gewonden- en ziekenvervoer onder zich had.

Een andere affiniteit had Moerel blijkbaar voor de zorg voor zieke baby’s en kinderen. Ik trof daarvan een paar voorbeelden aan: tijdens de mobilisatie gaf de kinderartsspecialist Carstens uit Utrecht, die als reserve-officier van gezondheid in Tilburg gelegerd was tijdens de mobilisatie, eind 1915 bij een voordracht speciaal advies aan het lid Moerel over voedingsstoornissen bij zuigelingen. En in 1926 protesteerde Moerel bij de vestiging van Jacques Keijzer als eerste kinderarts in Tilburg tegen het fenomeen kinderartsspecialist wegens broodroof voor de huisarts, en dan zeker als die specialist maar het gewone tarief vroeg. Er werd daarom door de kring aangedrongen op een tarief van 1½ x het gewone tarief voor de specialist, wilde de huisarts daarmee kunnen concurreren.

Toch was het ook niet allemaal kommer en kwel wat Moerel te berde bracht. In 1932 werd Moerel gefeliciteerd met zijn 25-jarig artsjubileum. En in 1934 vroeg hij wat bezorgd en verbaasd aan de collega’s of er inderdaad nog steeds collega’s waren die géén zondagsdienst wilden. De secretaris bevestigde deze afwijzende houding bij een paar leden. Maar in 1936 is er dan toch een zondagsregeling in Tilburg tot stand gekomen, zoals blijkt uit ons archief. Moerel had zeker ook zijn positieve inbreng: in juni 1934, bij de discussie over ziekenfondsen en tarieven, bracht hij in dat het niet aardig was om deze zaken buiten de apothekers om te regelen. De nestor van de kring, dokter Deelen, vond dat ook, maar de jonge chirurg Beukers was het daarmee niet eens: de apothekers regelden immers ook vaak genoeg hun zaakjes zonder ons, zo zei hij.

Zoals eerder vermeld, introduceerde Moerel waarschijnlijk persoonlijk de tweede Joodse huisarts in Tilburg in de persoon van Freddie de Wit in 1936. In 1938 bezocht Moerel alle kringvergaderingen. Evenals Freddie de Wit en de protestantse arts Postma protesteerde ook hij tegen de discriminatie van niet-katholieke artsen, toen enkele charitatieve organisaties in Tilburg alleen verwijsbriefjes van “een katholieken huismedicus” dreigden te accepteren. De protesteerders werd toch door enkele leden meegegeven om in deze stad niet teveel te verwachten van hun protesten…

In december 1939 kwam een dankbetuiging binnen bij de secretaris voor de ontvangen condoleances bij het overlijden van de echtgenote van collega Moerel. Mevrouw Moerel –Wolff overleed op 19 oktober 1939 op de leeftijd van 53 jaar, en liet haar man en drie kinderen achter.

Tijdens de bezetting bezocht Moerel nog steeds trouw de kringvergaderingen. In september 1940 vroeg hij verontwaardigd bij wie hij moest zijn om te reclameren tegen een veel te lage toewijzing van benzine. Dat mocht hij toch zelf gaan uitzoeken, zeiden de collega’s. Misschien moest hij eerder in Den Bosch zijn, zeiden zij. In oktober 1940 – de vergadering vond plaats op zondagmiddag in café-restaurant Modern aan de Heuvel! – was zijn opmerking van zuiver inhoudelijke aard: hij maakte zich zorgen over de sterke toename van kinkhoest in Tilburg, en vroeg of de GG&GD daar wel voldoende aandacht voor had. In 1941 kwam Moerel tweemaal niet op de kringvergadering, en daarna – op februari 1941 was de laatste vergadering - werd de kring opgeheven, in het kielzog van de landelijke Maatschappij tot bevordering der Geneeskunde die ook ophield te bestaan, uit protest tegen de Duitse politiek.

De laatste praktijkjaren

Maar Moerel zette zijn praktijk nog voort voorzover dat ging. Per 1 mei 1941 konden alleen zijn Joodse patiënten nog bij hem terecht, konden zij in de krant lezen; de niet-Joodse patiënten konden terecht bij dokter Mannaerts aan het Wilhelminapark 19a (voor de Duitsers: Noorderpark). Op 2 september 1942 protesteerde hij heftig bij de Rijkscommissaris van Bezet Nederlands gebied dat hij geen auto/rijbewijs meer mocht houden, ondanks de ontheffing van 15 april 1942 door de Rijksinspecteur van verkeer in Den Bosch. Hij somde een hele rits argumenten op die hem moesten helpen: hij was nog de enige Joodse huisarts in Tilburg (Freddie de Wit was intussen uit Tilburg verdwenen, al wist waarschijnlijk niemand waarheen...). Daarnaast was zijn praktijk erg uitgestrekt vanwege zijn speciale (Joodse) populatie, en Tilburg was al zo uitgestrekt; hij was bovendien bijna 65 jaar, en leed aan reumatiek. Het mocht allemaal niet baten. Al binnen een week had hij een afwijzend antwoord ontvangen: kort en krachtig antwoordde de Rijkscommissaris dat er geen uitzondering werd gemaakt!

Bij een grootschalige Duitse actie tegen de Joden in de zomer van 1941 werden in Tilburg de synagoge en 11 Joodse woningen beklad. Ook huize Moerel moest eraan geloven en kreeg het woord “Jood” op de gevel. Moerel was ook  lid van de Joodse Raad en bereid om Joodse lotgenoten te helpen. Zo heeft de familie Moerel ook gastvrijheid verleend aan de jonge Hannelore Strauss en het gezin van Bernard Gersons van Ringbaan Oost 234.

Qua persoonlijkheid komt Salomon Moerel uit de notulen en interviews naar voren als een niet zo gemakkelijke man, soms wat pedant en erg standsbewust, maar ook als iemand met een groot plichtsgevoel en verantwoordelijkheidsbesef als huisarts.

Op 28 april 1942 hertrouwde Salomon Moerel, en wel met zijn huishoudster Clara Visser, naar algemeen wordt aangenomen om strategische redenen om hen beiden beter te beschermen tegen Duitse maatregelen… Clara Visser was geboren in Utrecht in 1886, en was even oud als zijn eerste vrouw.

De familie Moerel moet onderduiken

Het mocht allemaal niet baten. De dreiging tot gevangenneming door de Duitsers nam allengs toe. De Joden werden steeds meer opgejaagd. De dochter Caroline Moerel (geboren 1909), de oudste van de kinderen, was intussen ondergebracht/ondergedoken in het Joodse Psychiatrisch ziekenhuis “Het Apeldoornse Bos” in Apeldoorn. Zoals bekend werd dit Joodse ziekenhuis met één grote razzia leeggeruimd in januari 1943. Alle Joodse patiënten en personeel werden afgevoerd naar Westerbork en verder. Caroline werd omgebracht in Auschwitz op 25 januari 1943. Maar ook het gezin Moerel moest onderduiken, en wel al op 10 april 1943, zo verklaarde na de oorlog Max in een verklaring. Waarschijnlijk is het hele gezin even ondergedoken geweest bij Jef van Bebber thuis aan de
Korenbloemstraat. Salomon en Clara Moerel-Visser doken vervolgens onder. Waar weten we niet precies, mogelijk aan de Bosscheweg. Toen dat huis gevorderd werd door de Duitsers, moesten ze weg. Moerel en zijn tweede vrouw hebben in ieder geval van 6 april tot augustus 1944 ondergedoken gezeten bij mevr. Martina van Vugt-Janssen aan de Celebesstraat 24 in Tilburg. De zoons Max en Hans hebben lange tijd – waarschijnlijk wel ruim één jaar - ondergedoken gezeten bij de familie Frans van Dun-Mols aan de Kwaadeindstraat. Ongeveer medio 1944 worden zij ondergebracht in de Borneostraat 2a bij de weduwe Mols (?), dus bij hun ouders om de hoek!

Toen op 2 augustus 1944 Jef van Bebber, de man die zoveel Joden, verzetsstrijders en onderduikers heeft geholpen, zelf werd gearresteerd in de Korenbloemstraat, vielen meer adressen als dominosteentjes om. Zo ook op 12 augustus het adres Celebesstraat 24, waar Salomon Moerel en Clara Moerel-Visser waren ondergedoken. Zij werden weggevoerd. Maar door alle lawaai dat dit gaf – de Duitsers zouden eerst per abuis de verkeerde woning zijn binnengedrongen – konden de beide zoons Moerel, die om de hoek zaten ondergedoken, ontsnappen en wegvluchten naar de buurman, de slager Roksnoer, waar zij zich verstopten in de grote vriezer, en zo konden zij ontkomen.

Dat was Salomon en Clara Moerel niet gegeven. Zij werden via Vught en Westerbork naar Auschwitz afgevoerd, waar zij onmiddellijk na aankomst werden vergast op 6 september 1944, zo meldde het Rode Kruis aan de zoons Moerel in 1946. Een tragisch lot trof hen, in het zicht van de bevrijding die slechts twee maanden later zou plaats hebben…

Mevrouw van Vugt-Janssen van hun onderduikadres, kwam er gelukkig nog goed vanaf. Zij moest zich de volgende dag melden in kamp Vught. Omdat zij kordaat van zich afbeet, kwam zij er vanaf met een boete van ƒ 400,- die zij moest overmaken aan Winterhulp. Dat deed zij onder protest, want Winterhulp was een NSB-organisatie. Na de bevrijding vereffenden de zoons Moerel deze schuld, die zij had moeten lenen bij haar zwager…

Max en Hans Moerel zijn overbracht naar een nieuw onderduikadres, namelijk bij de fam Van Riel-Kuijpers in de Tuinstraat 106. Zij bleven succesvol ondergedoken tot de bevrijding. Zonder hun ouders en hun zuster moesten zij toen de draad van het maatschappelijk leven weer opnemen. Max zou eerst adviseur in de autobranche worden en later een van topmannen bij de Koninklijke Leder in Oisterwijk, en Hans werd apothekersassistent. Na de bevrijding stond het praktijkhuis lang leeg. Pas in 1948 nam dokter L. van der Vaart er de huisartsenpraktijk weer op. Hij heeft 28 jaar het praktijkpand moeten huren; de zoons Moerel wilden het ouderlijk huis niet van de hand doen. Ook opvolger Wil Wouts nam de praktijk-in-huur over in 1976. Pas in 1982 kon hij het praktijkpand kopen, nadat de oudste zoon Max in 1979 was overleden en de nalatenschap moest worden verdeeld. Hans zou nog veel ouder worden, en overleed nog niet zo lang geleden, in 2012 in Den Haag. Beide zoons Moerel bleven ongehuwd en kinderloos. Zij zijn beiden begraven op het Joods kerkhof in Oisterwijk.

Herdenking na de oorlog

Op 5 mei 1945 kwam de kring Tilburg e.o. voor het eerst na de oorlog weer bij elkaar. Na de opening werden meteen vier overleden collegae herdacht (Deelen, Cappetti, Lobach en Roest Crollius), en daarnaast ook de beide Joodse collegae Moerel en De Wit, “welke beide laatsten het slachtoffer zijn geworden van de beestachtige vernietigingswoede van onze oostelijken nabuur”, zo noteerde secretaris Kuit (oogarts) verbitterd, Kuit die ook nog een pregnante rol had gespeeld in het artsenverzet Medisch Contact.

 

Totaal aantal omgebrachte Joodse artsen in heel Nederland

Van Rijnberk, voorzitter en “beherend redacteur” van het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde (NTvG) dat toen nog de spreekbuis was van de NMG, wist in mei 1945 pas van 44 Joodse artsen dat zij de oorlog niet hadden overleefd. Hij gaf in het NTvG herhaaldelijk blijk van zijn verbazing dat dat getal maar bleef toenemen. Eind 1945 stond de teller op 114. Het zouden er dus minstens 208 worden… “En na Europa komt nu ook Indië aan de beurt met een eindeloze reeks namen van hen die zijn heengegaan”, zo schreef Van Rijnberk eind 1945. Volgens opgaaf van het in 1946 weer herrezen Nederlandsch Tijdschrift in Nederlandsch Indië waren daar in de periode 1942-1946 116 artsen gestorven, waarvan er 56 door oorlogsgeweld in welke vorm dan ook: 15 Indonesische en 51 Nederlandse artsen, terwijl die lijst nog allerminst volledig leek… Toch wilde Van Rijnberk in november 1946 die  “Droeve lijsten”, zoals zijn feuilleton was gedoopt, afsluiten. Enerzijds om niet telkens weer oude wonden te moeten openrijten schreef hij, anderzijds ook omdat hijzelf met pensioen zou gaan. Maar hij eindigde zijn artikelenreeks met alle respect: Met eerbied brengt het Tijdschrift hulde aan hun aller nagedachtenis.

Van Rijnberk kwam dus voor heel Nederland tot een getal van 208 Joodse artsen die de Holocaust niet hadden overleefd. Maar… daar zat Freddie de Wit niet bij, Salomon Moerel wel; Freddie de Wit was totnutoe in Nederland onbekend als Joods slachtoffer.... Bijgevolg moeten we voortaan speken over “tenminste 209 Joodse artsen” die de Holocaust niet hebben overleefd. Triest maar waar… Maar ook zijn het bestuur en de 816 leden van het District Midden-Brabant van de KNMG, zoals de geneeskundige kring Tilburg e.o. tegenwoordig heet, opgelucht en blij dat onze destijds omgebrachte leden De Wit en Moerel weer een gezicht hebben gekregen voor ons. Wij zijn trots op wie zij waren, en zullen hen nooit meer vergeten!

Bronnen:

  • Archief Tilburg: Notulenboeken in het archief van de afd. Tilburg e.o./ Midden-Brabant van de (Koninklijke) Nederlandse Maatschappij tot bevordering der geneeskunst, 1849-1945
  • correspondentie van Gerard van Vugt aan Frans Kense dd 23 september 2012 en aan Jan van Eijck dd. 13 november 2013
  • Correspondentie Charles Weil aan Frans Kense, december 2012
  • Interview J. van Eijck met Wil Wouts, juni 2013
  • Interview J. van Eijck met Mw. Van Dun, 12 november 2013
  • H. van Coppenhagen, Anafiem Gedoei’em; Overleden joodse artsen uit Nederland 1940-1945, Erasmus Rotterdam 2000
  • van Rijnberk, serie Hoofdartikelen “De Bevrijding” t/m “De Droeve Lijst: Slot”, in Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde, Jrg. 89-90 (7 Mei 1945- 1 november 1946)

 

ONDERSCHRIFTEN BIJ FOTO’S

  1. Advertentie bij de vestiging van Salomon Moerel als huisarts in de Tuinstraat november 1907
  2. Het pand Tuinstraat 85 is het rechtse van de twee (foto auteur juli 2013)
  3. Foto van het jaarlijkse kringdiner in oktober 1910 bij het 50-jarig bestaan (gerekend vanaf de heroprichting in 1860). Vlnr zittend: Maassen (Dongen), Lobach (Oirschot), Deelen, Moerel, Lobach (Udenhout), Passtoors (chirurg), de Both (Kaatsheuvel), Costerman Bood (Goirle), Taminiau, Proot en Hensen. Staand vlnr: Eijgenraam, Hoek (Boxtel), Daamen, Ruding (Kaatsheuvel), Hoek (Helvoirt), Sassen (oogarts), de Steenhuysen Piters en Weijers (KNO-arts). (Coll. KNMG-District Midden-Brabant)
  4. De overlijdensannonce van de moeder van Salomon Moerel laat zien dat zijn drie jongste nog levende broers Alexander, Charles en Eduard Moerel reeds in 1910 in New York woonden!
  5. Salomon Moerel naast zijn auto, foto uit de jaren ’20. (Coll. RAT)
  6. Een door hemzelf gesigneerde cartoon van Salomon Moerel uit 1933. (Coll. KNMG-District Midden-Brabant)
  7. Advertentie in de Nieuwe Tilburgsche Courant uit maart 1941.
  8. a. en b. Fraaie spiegel in het pand Tuinstraat 85 die nog behoort tot de nalatenschap van de familie Moerel, met detail in Jugendstil. (foto auteur juli 2013)
  9. Voorzolder van het pand Tuinstraat 85: de kasten links zijn nog tot tenminste 1980 eigendom gebleven van de zoons Moerel, gevuld met kleding en linnengoed. Je kon maar nooit weten of hun ouders nog zouden terugkeren… (foto auteur juli 2013)