Aanvullende media

Afbeelding bij Cäcil David Speijer


Het zal ongeveer in 2015 zijn geweest dat ik een vraag had over een foto die mijn vader altijd ontroerde en nu ook mij altijd raakt, wanneer ik deze zie. Eigenlijk sprak hij er liever niet over. Maar mijn moeder kende het verhaal ook. Mijn vader was in 1943, acht jaar oud en wilde op een ochtend in maart van dat jaar graag met een bevriend buurjongetje spelen. Hij vroeg aan zijn moeder, mijn oma dus, of dat mocht en dat was prima natuurlijk. Een paar minuten later kwam mijn vader huilend terug. Niet alleen zijn vriendje, maar de hele familie was weg. Samen met Dhr. Sjerry Severein zijn we gaan puzzelen en achter de namen van de beide kinderen op de foto gekomen. Links loopt Cecil Speijer, in de midden een ander buurjongetje Danny Meindertsma en rechts is mijn vader Sikke de Vries. De familie De Vries woonde op de Heiligeweg en Cecil en zijn familie, het joodse buurjongetje op de hoek van diezelfde Heiligeweg en de Grote Kerkstraat. In de zomer van 1942 waren de eerste joden al uit Harlingen weggevoerd. Een groepje mannen van tussen de 16 en 60 jaar, die een tijdje daarvoor was gekeurd voor tewerkstelling in een joods werkkamp. Het woord vernietigingskamp was nog nooit gevallen. Mijn vaders vriendje Cecil David, zijn broertje Elkan Aron en hun moede Hannah naar Leeuwarden overgebracht waar ze herenigd worden met vader Michiel. Hij is twee weken daarvoor gearresteerd omdat hij van iemand een fles melk heeft gekocht. Op 23 maart 1943 gaan ze op transport, met als nummer 55, van kamp Westerbork naar Sobibor, Polen. Drie dagen later is de hele familie vergast.