Verhaal

Joseph Dagloonder

Door: Manja

Joseph Dagloonder

Amsterdam 10.12.1908 - Buchenwald 26.04.1941

Nieuwe Uilenburgerstraat 66-III

venter

Joseph Dagloonder werd geboren als derde kind in het gezin van havenarbeider Abraham Dagloonder en Grietje de Hond. Een oudere broer was op jonge leeftijd overleden. Na Joseph zouden nog drie kinderen volgen. Alle kinderen werden geboren in het hart van de oude Jodenbuurt en zouden er hun hele leven blijven wonen.

Joseph volgde vijf jaar lager onderwijs op een van de buurtscholen. Aanvankelijk had hij allerlei korte baantjes, daarna was hij een tijdlang koetsier en werkte hij jaren als kapper. In 1934 had hij samen met zijn vader Abraham een ventwijk in het centrum van de stad, waar hij fruit aan de man bracht, en vanaf 1935 liep hij met bloemen en planten in Amsterdam-West. Joseph was inmiddels al vier jaar getrouwd met de even oude Eva van West, met wie hij in de Nieuwe Uilenburgerstraat
119 I-achter woonde. Het stel had een zoon, Abraham, vernoemd naar Josephs vader, en een dochter, Jansje, vernoemd naar Eva’s moeder Jansje Kloos, die overleden was toen Eva nog geen 2 jaar oud was. De ouders van Joseph woonden in hetzelfde pand, een etage hoger. De stiefmoeder van Eva, Leentje Lindeman, woonde in dezelfde straat op nummer 26-I.

Joseph werd bij de razzia van zaterdag 22 februari 1941 opgepakt. In de Nieuwe Uilenburgerstraat ging de grüne Polizei van deur tot deur om Joodse mannen uit huis te halen. In totaal werden in die straat 23 mannen opgepakt. De groep werd opgejaagd naar het Jonas Daniël Meijerplein, waar de mannen later die dag op open vrachtwagens werden geladen die hen naar kamp Schoorl brachten. Ook drie neven van Joseph waren opgepakt: Benjamin, zoon van zijn oom Philip en tante Esther de Hond, en Abram en Hartog, zoons van oom Noach en tante Esther Schouten. Op 27 februari werden de neven samen met de groep van 340 overige jonge mannen naar Buchenwald gedeporteerd. Twee maanden later, 26 april 1941, zou Joseph bezwijken. Als ‘officiële’ doodsoorzaak werd ‘longtering’ in het overlijdensregister genoteerd. Zijn neven Abram, Hartog en Benjamin overleden in augustus en september van dat jaar in Mauthausen, waar zij op 22 mei 1941 naartoe waren overgebracht.

Echtgenote Eva werd binnen een paar dagen op de hoogte gesteld van het overlijden van haar man. Op 1 mei schreef ze een brief naar de Kommandantur van Buchenwald waarin ze vroeg diens persoonlijke bezittingen terug te sturen. Op 13 mei werden die naar het kantoor van de Sicherheitspolizei und SD in Amsterdam gestuurd. In de loop der maanden volgden nog enkele brieven met ontvangstbevestigingen en dergelijke. De urn met as van Joseph werd naar Nederland overgebracht en op
7 juli 1941 op de Joodse begraafplaats in Diemen bijgezet. Niemand mocht bij die plechtigheid aanwezig zijn, ook Eva niet. Na de oorlog, in mei 1948, kreeg Josephs urn een plaats in het monument op de Joodse begraafplaats in Muiderberg.

Zes weken na de dood van haar man verhuisde Eva met haar twee jonge kinderen naar een ander huis in de Nieuwe Uilenburgerstraat, op nummer 66-III. Hier was bij de razzia in februari de jonge Philip Coezijn van I-hoog opgepakt. Als vaste Uilenburgerstraatbewoners hebben Joseph en Eva hem zeker gekend.

Eva en haar zoon en dochter zouden de oorlog niet overleven. Zij werden april 1943 in Sobibor vermoord.


Tekst: Wally de Lange 
https://www.amsterdam.nl/stadsarchief/themasites/razzia/joseph-dagloonder/