Verhaal

De "Ausnahme-Bescheinigung 170"

De allerlaatste vrijstellingen van deportatie.

De Ausnahme-Bescheinigung, de allerlaatste vrijstellingen van deportatie.

In de zomer van 1943 was reeds een zeer groot deel van de Nederlandse joden gedeporteerd. Dit betekende dat het bestaansrecht van de Joodsche Raad voor een evenredig deel was aangetast en dat veel Joodsche Raadfuncties en de daaraan verbonden Sperres werden opgeheven. De laatste groep van 170 Joodsche Raadmedewerkers kwam terecht op uitzonderingslijsten, en hadden als bewijs hiervoor een document: de Ausnahme-Bescheinigung 170.

Op de Joodsche Raadwerkkaart werd aan de bovenkant de ‘Au-Be’ vermeld, met een rode omlijning. Zo waren er Ausnahme Bescheinigungen voor diverse groepen personen, zoals o.a. voor personen werkzaam in de voedselvoorziening, (AU-Be v.d. Laan), in de P.I.Z. het Portugees Israelitisch Ziekenhuis, het N.I.Z., het Nederlands Israelitisch Ziekenhuis, voor 170 personen werkzaam in bepaalde hogere functies bij de Joodse Raad in Amsterdam en idem in Westerbork.

Op 24 Juli 1943 arriveerde in Westerbork een transport uit Amsterdam met 450 personen. Zij waren haast allemaal in het bezit van de befaamde Ausnahme-Bescheinigung. Zij zouden op grond van dit nog geen maand geleden verkregen papiertje gevrijwaard zijn tegen alle mogelijke politie-acties. Na Zondag 20 juni 1943, toen de in het geheim voorbereidde razzia ruim 5500 Joden voor deportatie opgeleverd had, was Aus der Fünten van mening, dat er toch nog een klein “Joodsch Raadje” moest blijven bestaan. Te vlug mocht de hele zaak niet worden geliquideerd. Wat zou anders de Zentralstelle met haar vele ambtenaren moeten beginnen?

Dr. Edwin Sluzker, (afkomstig uit Wenen en hoofd van de z.g. Expositur, Joodse Raad die in 1944 uiteindelijk isondergedoken), kreeg het gedaan dat 170 mensen het laatste restant van de Joodsche Raad gaande mochten houden. De 170 kregen een Ausnahme-Bescheinigung, en er lag gelukkig weer een lijst bij de Zentralstelle.  Aus der Fünten ging kort na de 20ste Juni, met vacantie; Wörlein behartigde zijn zaken. Wörlein was minder geslepen dan zijn chef, liet zich bepraten en stond verdere Ausnahme-Bescheinigungen toe, zodat, toen Aus der Fünten terugkwam, er heel wat meer dan 170 medewerkers van de Joodsche Raad in het bezit van dit papier waren, een reden voor de hoge chef, om in woede uit te barsten.

Een tweede reden voor zijn verontwaardiging was, dat er eind Juni uit het gebouw van de Zentralstelle für jüdische Auswanderung 22 gearresteerde joodse onderduikers waren ontsnapt; de schuld werd niet ten onrechte aan employees van de Joodsche Raad gegeven, die des nachts in dit gebouw van de voormalige christelijke HBS toezicht op de bagage moesten houden. De schade moest hersteld worden - en het eind van het lied was, dat er een willekeurige groep van Ausnahme-Bescheinigung-bezitters door de S.D. werd afgehaald en in de trein naar Westerbork gezet werd. Onder deze 450 personen waren er, die net twee weken geleden uit Westerbork waren ontslagen.

Bronnen o.a.: Vermoedelijk op Transport, Masterscriptie Archiefwetenschappen Universiteit van Leiden 2010/2011 door Raymund Schütz, par.3.3.8 en het boek  De Oorlog die Hitler won, 1947 uitgegeven door de Amsterdamse Boek-en Courant Mij. N.V., pagina 250 e.v. en Database Joods Biografisch Woordenboek/Joden in Nederland in de 20e eeuw/Sluzker, Edwin.

 

Alle rechten voorbehouden