Verhaal

Uit het boek van zijn broer David de Levita: 'Mevrouw, is dit uw zoon? Waarin David zijn laatste herinneringen aan zijn broer Frans optekent.

Voor info: aaldrik2001@yahoo.com

Door: aaldrik

David de Levita vertelt in zijn boek 'Mevrouw, is dit uw zoon', over de razzia die op 26-5-1943 in Amsterdam plaats vond. Hij was die nacht niet thuis geweest en trof de volgende dag een leeg huis aan. Zijn moeder en broers waren verdwenen. Aan het einde van de middag kwam onverwacht zijn broer Frans thuis. Frans was anderhalf jaar jonger, kon minder goed leren dan zijn broer David, maar daar tegenover had hij -volgens zijn broer- met zijn knappe uiterlijk en blonde krullen aanzienlijk meer succes bij de meisjes. Frans vertelde dat luidsprekerwagens waren rondgereden die hadden omgeroepen dat de joden zich moesten aankleden en dat ze opgehaald zouden worden. Hij had dat moment niet afgewacht, had, gestimuleerd door moeder, zijn ster afgedaan, had mijn cello gepakt en was ermee weggelopen. Aan de wachtpost had hij gezegd dat hij een concert moest geven in Hilversum en was doorgelaten. Er volgde eigenaardige weken, beschrijft David de Levita ver na de oorlog, wij waren samen alleen thuis en werden veel te eten gevraagd bij de familie die we nog hadden. Samen met mijn vriend Eddy Luza kochten we een jol en besloten we die zomer gedrieën naar Friesland te verhuizen (met vervalste persoonsbewijzen van onze oom Henk uit Nijmegen). Na een hoop kolderieke en gevaarlijke avonturen kwam ze aan op het Sneekermeer bij de kampeerboerderij van Piersma in Oppenhuizen. Met hun jeugdherbergkaarten uit de AJC-tijd kregen ze zelfs korting op de overnachtingsprijs in het hooi. Het was een heerlijke zomer. In september begon het aanzienlijk stiller te worden op de kampeerboerderij en de boer gaf aan dat het gevaarlijk begon te worden en dat ze weg moesten. De boot kon tot volgend seizoen blijven liggen. De volgende dag vertrokken ze per bus naar Lemmer en kwamen per boot de volgende ochtend aan in Amsterdam. Frans had te kennen gegeven dat hij verder zelfstandig zijn geluk wou beproeven. Hij zou proberen onderdak te vinden in het gezin van Jo Hegt, die met zijn katholieke vrouw en een groot aantal kinderen in de Rijnstraat woonde en timmerman was. Jo was de broer van Jet Hegt, een vriendin van mijn ouders die na de dood van mijn vader in 1934 bij ons in huis was komen wonen.[1] Jet hielp hier de zorgen van mijn moeder een beetje te verlichten. Ze was ons zeer dierbaar en ik kon Frans' besluit wel begrijpen. Hij was luchthartiger van aard dan Eddy en ik en wij hadden hem tijdens ons verblijf in Friesland vaak moeten terughouden van activiteiten die ons bestaan in gevaar brachten. Maar de andere kant is dat hij een minder sterke gevoelsafweer vertoonde dan wij en naar vroeger en naar zijn moeder verlangde. In het gezin van Jo Hegt, waar hij vroeger ook al veel kwam, vond hij iets vertrouwds. [2]. Die dag werd Eddy tijdens een persoonsbewijzen controle door twee SD-ers gepakt. Ze waren even op het opgegeven adres gaan navragen. Dat zat fout. Mijn PB werd in orde bevonden en ik vluchtte naar Nijmegen naar mijn oom, Henk Deinse (getrouwd met tante Kitty, een nicht van mijn moeder) die ons van persoonsbewijzen had voorzien.

 

[1] Henriette (Jet) Hegt (*Amsterdam 25-3-1881, Sobibor 30-4-1943)

[2] Gemeentearchief Amsterdam, Indexen, Jonas Hegt (*Amsterdam 25-10-1883). Getrouwd met Adolphina Maria Spijkers (*Deventer 9-5-1892). Adres: Rijnstraat 17-III. Het gezin telt 7 kinderen.