Verhaal

Maurits Pakkedrager

Door: Robby

Jan Dokter vertelt: "Tijdens de tweede wereldoorlog heeft mijn grootvader, opa Pakkedrager, gewoond in de Paardekraalstraat 2 (tweehoog) te Amsterdam. Deze straat ligt in de Transvaalbuurt waar veel Joden woonden. Elke week bezocht mijn moeder, Judith Pakkedrager, mijn opa in Amsterdam. Als ik goed opgepast had op school, mocht ik met haar mee met het trammetje van Purmerend waar wij woonden. De tramlijn liep langs het kanaal tot in Amsterdam-Noord waar wij met bootje Bergman over het IJ naar het Centraal Station voeren. Eerst gingen wij naar een café-restaurant waar veel Joodse familieleden en vrienden kwamen.
De Joden liepen net als mijn moeder met een gele ster die zij op hun jas moesten dragen. Alle mensen die gebruik maakten van openbare gelegenheden, ook de tram, moesten zich bij controle kunnen legitimeren. Men kon dan precies zien wie een Jood was want op het legitimatiebewijs stond een grote J gestempeld. Ik had toen nog geen legitimatiebewijs. Vanaf het restaurant gingen we dan met de tram naar mijn opa. In de Lineusstraat stapten we uit en liepen naar de Paardekraalstraat. Mijn opa was altijd blij als wij kwamen. Hij woonde daar alleen, mijn oma voor de oorlog was overleden.
Ik ging altijd graag naar hem toe want ik kreeg snoepjes en hij was altijd aardig tegen mij. Meestal moest ik naar de voorkamer bij het balkonnetje, waar ik mocht spelen en kon uitkijken over de straat. Mijn moeder hoorde ik meestal huilen en praten met mijn opa. Veel begreep ik daar niet van, want ik dacht dat mijn moeder het fijn vond om haar vader te zien. Ik wist toen niet dat met tussenpozen onze familie naar Westerbork werd weggevoerd. Iedere dinsdag, hoorde ik pas later, vertrokken er Joodse mensen en kinderen met de trein vanaf het Muiderpoortstation naar het doorgangskamp Westerbork in Drenthe.
Op een dag hoorde ik van mijn moeder die ten einde raad was, dat mijn opa zich moest melden in de Hollandse Schouwburg die omgedoopt was tot Joodse Schouwburg. Hij mocht wat kleren en sieraden meenemen, maar hij had besloten niet te gaan vertelde zij. Ze moeten mij wegslepen, zou hij tegen mijn moeder hebben gezegd. Pas later hoorde ik dat dit dan ook gebeurd is. Op 77-jarige leeftijd is mijn opa in 1943 vanaf Westerbork gedeporteerd naar het vernietigingskamp Sobibór in Polen, waar hij op of omstreeks 23 april 1943 door de gevolgen van gasverstikking om het leven is gebracht."

Bron: WesterborkPortretten

Alle rechten voorbehouden