Verhaal

Aanvulling

Door: Paul

Eliëzer zat ondergedoken in het Stramprooyerbroek in Stramproy en werd daar ziek. Zijn ouders zouden ondergedoken zijn in Roggel. Op doktersadvies werd hij opgenomen in het ziekenhuis van Weert. 

Dokter Jacobs uit Weert werd ingeschakeld en die oordeelde dat het jongetje naar het ziekenhuis moest. Onder een valse naam werd hij opgenomen in het ziekenhuis. Uit veiligheidsoogpunt en om onnodig gepraat te voorkomen werd de afkomst van het jongetje bij de opname in het ziekenhuis dus verzwegen. Alleen de Geneesheer-Directeur werd volkomen op de hoogte gebracht. Toen echter, na herhaalde bloedtransfusies, waarvoor zich een 5-tal inwoners van Stramproy beschikbaar hadden gesteld, het jongetje stierf, kwamen de moeilijkheden. Het jongetje overleed op 5 december 1943.
Hoe moest het met de begrafenis?
Er mocht aan dit geval absoluut geen ruchtbaarheid worden gegeven. Niet alleen voor de funeste gevolgen, die zouden kunnen ontstaan voor alle hierbij betrokken en voor de organisatie, doch ook voor de ouders van dit kind. Na overleg werd besloten het lijkje voor de duur van de oorlog te begraven in de tuin van Dr. L., de Geneesheer-Directeur welke aan het ziekenhuis grensde en die dus onopvallend kon worden bereikt.
Frans Nies, Districtsleider van de Landelijke verzetsorganisatie , begrafenisondernemer en tevens timmerman, maakte zelf het kistje klaar en laat in de avond werd het voorgenomen plan ten uitvoer gebracht door Frans Nies en Dr. L. Zij hebben dit werk op een dusdanige manier uitgevoerd, dat het niemand is opgevallen en er ook, buiten de enkele ingewijden, nooit iemand iets van heeft geweten of vernomen.
Na de bevrijding is het lijkje op verzoek van de ouders opgegraven en naar de Israëlische begraafplaats te Eindhoven vervoerd. De ouders zijn tot na de bevrijding in onwetendheid gehouden.