Femia was de oudste van twee dochters van Jacob en Betsy Meijer-Cohen. Jaap was geboren in Borculo, zoon van Abraham Meijer, die een handel had in import en export vlees. Zijn oudste broer Izak David begon een dansschool en vestigde zich later in Rotterdam. Twee van zijn broers zaten in de zaak van vader, Jacob was eigenaar van een juwelierszaak in Zutphen.
Na de oorlog is er nog een afhandeling geweest over de juwelierszaak zaak met zijn overlevende neef Richard Meijer in Enschede.
De familie Meijer is opgepakt en op tranport gezet via Westerbork naar Auschwitz. Kijkende naar de data zijn vader Jaap, moeder Betsy en dochter Bertha meteen vergast. Femia die 18 was heeft blijkbaar nog twee maanden gewerkt. (waarschijnlijk in de omgeving van kamp Auschwitz).