Verhaal

Jan Plank vertelt zijn verkoopverhaal.

Een verhaal uit het boek: "Standwerkers en Marktkooplieden 1930 - 1950 Amsterdam''

U moet niet meenen, mijne heeren, dat alleen meneer Gilette...' - nu heeft hij het mesje weggemoffeld en glijden zijn handen in z'n vestzakken, z'n benen rustig-wijd-uit - `U moet niet meenen, dat meneer Gilette de enige persoon op de wereld is, die zulke dingen maken kan. Want ik vraag u: wie was meneer gilette? Meneer Gilette was een handige jongen, die messies in de wereld heeft gebracht en er zijn naam op heeft laten drukken. Maar toen de wereldoorlog...' En nu donkert z'n stem en worden z'n ogen fel-woedend, want hij spreekt over de ellende van de mensen en dit is zijn ellende geworden, de ellende welke hij ook nodig heeft om z'n handeltje kwijt te raken... `Toen de wereldoorlog ten einde was toen ze geen kanonnenvleesch meer hádde...' Dan wacht hij even om goed het effect van hetwoord kanonnenvlees te laten doorwerken tot de mensen; ja,het is een kunst! het is maar hoe je het doet. `Toen ze geen kanonnenvleesch meer hádde, toen zat in Duitschland eene meneer Krupp, met 'n stelletje afgedankte kanonnen. Die meneer Krupp dacht bij zijn eigen: Addenem, nou kan ik wel stempelen gaan... wat zal ik anvangen... en toen is ie naar 'n vriend van 'm toegegaan... naar een zekere meneer Herder, - over 't einde van m'n dagen, zal ik alle week verdienen, wat die man niet wist wat die rijk was! - En tegen meneer Herder het meneer Krupp toen gezeid, wat mot ik beginnen? En zeit meneer Herder... Lieber freund amice, met al je lef en met al je kanonnen ben je toch 'n sjlemiel en 'n gammer d'r bij, want wat die meneer in Amerika kan, motten wij Duitschers ook kannen... en gaan jij nou maar naar huis en maak van je kanonnen scheermesjes...' Z'n handen wieken opzij en naar boven, z'n handen spelen, z'n voeten spelen en hij neemt toneel, zoals 'n toneelspeler dat doet voor zijn grote scène; nu heeft hij de omstanders, zij verliezen geen woord van hetgeen hij zegt; zij lachen en worden stil als z'n ogen gaan vonken, z'n ene knuistploft in de holte van z'n andere hand. Maar nog acht hij het psychologisch ogenblik niet gekomen om te gaan verkopen, er moet nog één-slag-op-de-vuurpijl bij... en dat is z'n eigen armoe tegen het licht bezien van de rijkdom van de heer Gilette... - `Want als u nou naar Amerika gaat... naar de Fifth Avenue... kan u daar meneer Gilette zien zitten... in 'n pracht van 'n Italiaansch ameublement... en kom u nou bij mijn... in de Houttuinen... aggenebbisj... dan kan u mijn zien zitte... in me Spaansch ameublement van niks as sinaasappelenkisten!' Dit is de slag! Nu gieren de mensen. Hij grijpt z'n pakjes en drukt de mensen de pakjes in de handen, hij gooit ze zelfs de mensen toe. Zij kopen er tientallen. Hij verstaat z'n vak! Hij heeft z'n daggeld. Hij heeft het allang! En als de kring eindelijk dunner wordt, staat hij rechtop en wist z'n gezicht af met 'n zijden zakdoek. Alleen het applaus en de bloemen ontbreken!

Alle rechten voorbehouden