Verhaal

Herinneringen aan de Familie Voltijn uit Nijmegen

Door Jansje Petronella van Vlaanderen-Zijnen, dienstmeisje bij de familie Voltijn van 1937-1942.

Als 16 jarig meisje in 1937 kwam ik in betrekking bij de familie Voltijn in Nijmegen

Op mijn dertiende verjaardag was ik klaar met school. Ik kreeg geen diploma want dat bestond toen niet. Na school ging ik op zoek naar werk in het dorp (Druten) maar kon geen werk vinden: Ik werd nergens aangenomen omdat ik Nederlands Hervormd was en bijna iedereen in en rondom het dorp katholiek was. Die namen alleen mensen aan die katholiek waren.

Omdat ik geen baan in Druten kon krijgen ging ik op zoek naar een baan uit de krant. En in 1937 vond ik een advertentie van een Joods gezin die iemand zocht voor de huishouding. Ik besloot te reageren , werd aangenomen en vertrok met maar één nachthemd naar Nijmegen, waar het Joodse gezin woonde. Zo kwam ik als 16-jarig meisje in 1937 in betrekking bij de familie Voltijn in de Stikke Hezelstraat 46 in Nijmegen.

Het huis was gelegen in de binnenstad waar het gezin, bestaande uit vader (Jacques Voltijn) , moeder (Marie Voltijn-Ketellapper) een zoon Salomon (Sallie) en een dochter Mietje. Zij woonden boven hun eigen kledingwinkel. Het huis had drie verdiepingen en het was groot voor die tijd. Maar verder was het toch een doorsnee huis, beneden was de zaak, op de 1 verdieping was de woonkamer en een paar slaapkamers . Een daarvan was mijn kamer ik was het dienstmeisje en sliep daar. Vanuit mijn kamer keek ik op de ‘luizen” markt.

Op de 2 verdieping waren meer slaapkamers. Daar sliep Sallie bij “ome Niek” op de kamer. Ome Niek, ook wel Nico genoemd, heette eigenlijk Nathan en was een broer van Mevrouw Voltijn-Ketellapper. Hij logeerde of woonde op er op de 2e verdieping.
Mietje had een apart kamertje met een lavet kan. Er was een badkamertje met een bad wastafel en een douche.

Het huis was sober ingericht maar alles netjes en schoon. De andere slaapkamer was voor mevrouw en meneer Voltijn.
De woonkamer: Deze had een kast een dressoir een tafel met zes stoelen en drie grote fauteuils, die goed zichtbaar zijn op de foto met mevrouw Voltijn.
De kleine keuken had een gasfornuis en pannenrek en een inbouw servieskast en een stenen aanrecht.
Het huis had een kolenkachel in de woonkamer en verder nergens verwarming. Ik heb het desondanks het nooit koud gehad.
Er was een Hoover stofzuiger, een steel met stofzuigerzak, die gebruikte ik 2x per week voor de 1e etage.

De zaak stond centraal in alles, daar draaide het om . Veel wederverkopers, venters, colporteurs en handelsreizigers kwamen langs en kochten van alles. Band, garens, klossen touw maar ook gereedschappen, kopjes en schoteltjes noem het maar op het was er allemaal. Nico (Nathan) hielp meneer Voltijn met de zaken. Ze hadden n.l. ook een 2e zaak verderop voor bij de markt. Wat daar verkocht werd weet ik niet meer maar ze hadden het over fournituren en galanterieën. En er werd ook ondergoed, lakens en slopen verkocht, althans dat is wat ik nog weet.

Als dienstmeisje verdiende ik 20 gulden in de maand en dat is heel goed betaald voor die tijd. Ik kookte,ruimde op en hoefde geen zware dingen te doen. Op woensdagmiddag mocht ik weg en zondags had ik vrij. Een auto of fiets hadden ze niet. Ik ging soms naar de markt om groentes te halen en deed verder alles lopend. Ik hoefde geen boodschappen te doen dat werd allemaal thuis bezorgd of gebracht. Ik werd als een van hen beschouwd.
Als er een onderjurk of pyjama niet verkocht was dan kreeg ik die wel eens. Ik was is er heel blij mee, het was een extra luxe.
Ze hebben mij verwend.

Ik was kind aan huis en at elke avond mee aan tafel. Speelde vaak spelletjes met hun dochtertje en hun zoon, Mietje en Sallie. Ik weet nog dat er een feest was en daarna werd Sallie 13 jaar ineens een grote man genoemd. Van tante Marie (mevrouw Voltijn) leerde ik vissoep maken. Het recept heb ik later 1970 in een joods kookboek teruggevonden . Ik heb het vaak geserveerd in mijn eigen gezin de familie Zijnen uit Den Haag.
De Rabbijn kwam regelmatig langs en dan zaten we allemaal aan tafel,dat vond ik heel gezellig. Want er was veel humor en er werden veel grapjes gemaakt. Er werd veel gelachen aan die tafel.

Ook vond ik het leuk als Judith de Hond (nichtje)met de trein uit Amsterdam kwam logeren. Dat deed ze een paar keer per jaar en sliep dan bij mij op de kamer. Zij was denk ik 18 jaar. Op Grote Verzoendag 1x per jaar was het altijd extra gezellig en waren er veel gasten waarvan ik de namen niet meer weet. Alleen weet ik nog dat de familie De Wolff van de juwelierszaak aan de “Luizen” markt er ook waren. De zus van meneer Jacques Voltijn, Everdina, (tante Betje) was n.l. getrouwd met meneer de Wolff.

Mijn ouders kwamen eens per maand langs, lopend of op de fiets uit Druten en dan werd er uitgebreid gesproken over de zaak, het werk en over de toestand.
Op mooie zomeravonden ging ik altijd met Mietje, Sallie (en als Judith ze er was), langs de Waalkade lopen . Dat was dan een uitje waar je naar uit keek.

Sallie en Mietje zaten op de Joodse school in de buurt van de grote kerk in Nijmegen. Als Salie en Mietje om drie uur uit school kwamen dan serveerde ik de thee met kaakjes.
We praten dan over van alles en nog wat en over school-dingen dat weet ik allemaal niet meer. Maar na de thee gingen ze beiden naar beneden om met papa en mama te praten. Meestal om zes uur kwamen ze dan met z’n allen naar boven en had ik de maaltijd op tafel staan. Door de week verzorgde ik de dagelijkse kost, wortelen, sperziebonen, bloemkool , aardappelen en altijd was er vlees bij. Alleen op donderdag was er vis en dat maakte ik samen met tante Marie klaar.

Ik noemde ze oom en tante maar als er gasten waren dan zei ik meneer en mevrouw. Mijn favoriete eten en dat was het ook van de familie, was vissalade met nieuwe haring, uien, citroen , suiker en nog wat ingrediënten. Vaak op Grote Verzoendag werd dit gegeten.
Op donderdag altijd vis ,schol, kabeljauw, haring etc. Tante Marie wist de recepten uit het hoofd . Snoepen was er niet bij, wel werden er lekkere joodse broodjes en andere lekkernijen gemaakt. Je mocht eten zoveel je maar wilde. Op verjaardagen en op enkele joodse feestdagen was dat gebruikelijk.

Elke avond om 21.30 uur thuis en 22.00 uur naar bed, dat hoorde er bij. Daar waren ze steng in. Maar ‘s avonds ging je bijna nooit naar buiten.
In de avond maakte ik de thee en bracht deze in de woonkamer daar zaten mevrouw en meneer en Nico de kranten te lezen en werd over de zaak gesproken. Vaak was het ook rustig, stil en werden boeken gelezen. Ik zat vaak aan tafel een spelletje te spelen met Sallie.
Ja ik voelde mij daar op mijn plaats.

In 1942 kreeg ik van de Duitsers te horen dat ik weg moest bij de familie Voltijn. Ik wilde helemaal niet weg en wist ook niet waarom ik weg zou moeten. Ik was toen 21 jaar. De familie Voltijn heeft mij geholpen een andere baan te vinden. Ook mijn zus, die bij een andere Joods familie in Nijmegen werkte, moest daar vertrekken. Uiteindelijk kregen wij een baan bij een cafetaria in Nijmegen en in 1944 bij Hek in Utrecht.

Op een dag kreeg ik een telegram dat ik afscheid moest nemen van de familie Voltijn. Toen ik naar het huis ging om afscheid te nemen, was de winkel al verzegeld en de familie al weg. Het pand werd door de Duitsers in beslag genomen.

Ik heb dus nooit afscheid van hun kunnen nemen, ik ben hun eeuwig en zeer dankbaar, ik heb het heel goed gehad, ik was kind aan huis. Die baan bij Hek die Jacques Voltijn voor mij geregeld had, heeft mijn verdere leven en geluk bepaald. Na de oorlog was alles weg, Ik heb wel altijd aan die tijd moeten denken, zelfs nu op mijn sterfbed heb ik goede herinneringen aan die mensen en die bijzondere tijd.

Voorburg, 24 April 2013
Herinneringen van Jansje Pretronella Zijnen- van Vlaanderen
Geboren 18 juni 1921 te Druten
Dienstmeisje bij de familie Voltijn van 1937-1942

Opgetekend door haar schoonzoon C. Verhoeven
Kik en Marion Verhoeven-Zijnen en zoon Max.

Geplaatst door de redactie van Joods Monument.

Alle rechten voorbehouden