Maandag 6-9-1943
‘Elk transport heeft zijn bizonder tragische gevallen. Het jongste transport zag een jonge, geniale pianist verdwijnen, met name Mischa Hillesum, die onder de hoge bescherming van Willem Mengelberg himself stond. Deze had aan Rauter een brief geschreven, waarin hij er de aandacht op vestigde dat Hillesum een geniale leerling was van Willem Andriessen en dat het van belang was voor het kunstleven van Nederland de begaafde jongeling vast te houden. Rauter bood de musicus een plaats in Barneveld aan, maar laatstgenoemde gaf er de voorkeur aan zijn ouders naar Westerbork te volgen om hen voorzoveel in zijn vermogen lag te beschermen. Hijzelf en vrienden in Amsterdam hebben al het mogelijke in het werk gesteld om in Westerbork bijeen te blijven. De ouders waren bovendien gesperrt op hun dochter, die destijds vrijwillig naar Westerbork was gegaan in dienst van de Joodse Raad en de rechten kreeg van alter Kamp-Insass. Maandag kwam onverwacht uit Den Haag het bevel, dat Mischa Hillesum met zijn familie op transport moest worden gesteld. De commandant vatte dat aldus op, dat de hele familie moest verdwijnen. Er viel geen speld tussen te krijgen. Wat de achtergrond is van de interventie van Den Haag is niet precies bekend, maar vermoedelijk heeft de musicus, zoals men hier zegt, zijn zaak ‘doodgewerkt’, zoals menigeen, die zijn positie via Den Haag wilde versterken, vóór hem. Den Haag weet niet precies, wat zich in Westerbork afspeelt, maar grijpt graag positief in bepaalde gevallen in, waarvan het de lucht krijgt, of waarin het rechstreeks gemengd wordt. Het is niet onwaarschijnlijk, dat de autoriteiten in Den Haag zich op hun teentjes getrapt voelden, omdat Mischa Hillesum de gratie van Barneveld had afgewezen.’