In 1911 richtte de familie Kattenburg, een joodse familie die oorspronkelijk uit de Elzas afkomstig was en al lang in de kledingsector werkzaam was, de confectiefabriek Hollandia-Kattenburg op. In 1917 werd deze fabriek in Amsterdam-Noord gevestigd. Een van de specialiteiten van Hollandia-Kattenburg was waterdichte regenkleding.
In 1940 werkten er 740 mensen bij Hollandia-Kattenburg, een groot deel van het personeel was joods. Omdat Hollandia-Kattenburg veel opdrachten kreeg van de Duitse Wehrmacht, waren de Hollandia- Kattenburg medewerkers zogenaamde Rüstungsjuden, die voorlopig vrijgesteld waren van deportatie. Die vrijstelling gold ook voor hun partners en kinderen.
Het grote aantal economisch vrijgestelden was Rauter een doorn in het oog. In oktober 1942 zag hij een kans de groep Rüstungsjuden van Hollandia-Kattenburg zo verdacht te maken dat zij ondanks hun vrijstelling toch opgepakt werden en met hun gezinnen werden gedeporteerd.
Zie voor een uitgebreide toelichting het thema-artikel Hollandia-Kattenburg op deze website.