Verhaal

De familie Soester

Adele Anna Baars-Soester is tijdens de oorlog getrouwd met Evert Baars een (niet-joodse) man. Zij heeft de oorlog overleefd en is na de oorlog naar Canada geemigreerd. In Canada is ze hertrouwd. Haar echtgenote Evert Baars heeft de oorlog niet overleefd.
Zie: http://www.baars-rhenen.nl/languages/nl/persons/Person_84769893.html. Zie voor verdere informatie joodsmonument.nl/nl/page/735119 het bewogen leven van Evert Baars.

Haar zus Roza Soester en echtgenoot Jan Dikkescheij heeft de oorlog overleefd. Het gezin is tijdens de oorlog verhuisd naar Haarlem. Zo ook de drie kinderen. Het verhaal gaat dat er ook tijdelijk een joodse onderduiker op het adres van dit gezin in Haarlem (Doverstraat) verbleef. 
De jongste dochter van Roza maakt hier in een nagelaten egodocument uit 2007 melding van: "Op een dag gingen mijn ouders een keer uit, en kwam een buurvrouw uit Amsterdam bij ons oppassen. Aan de overkant woonde een NSB"er. Als die de onderduiker de achterkamer uit zou gaan - en naar de voorkamer zou gaan - dan zou hij gezien worden. Wij mochten tegen niemand wat zeggen, ook die buurvrouw mocht niets weten - maar die man was toch naar de voorkamer gegaan. Ik moest in de kamer voor de buurvrouw een naald en draad halen, want er was wat stuk aan haar jurk. Toen zag zij die man en ik ben vreselijk geschrokken - en werd daarna vreselijk ziek. De dokter kwam en ik moest naar het ziekenhuis (Elizabeth Gasthuis in Haarlem). Al mijn eten kwam eruit. Ik was opgedroogd. Toen was ik vijf jaar.." 

Ook haar andere zus Hendrika Soester heeft de oorlog overleefd. Zij heeft hoogstwaarschijnlijk ondergedoken gezeten, zo valt op te maken uit het JOKOS dossier van de familie. De echtgenoot van Hendrika, te weten Godschalk Zwaap moest dwangarbeid verichten en heeft de oorlog niet overleefd.  
Zie: https://www.oorlogsbronnen.nl/tijdlijn/Godschalk-Zwaap/01/84108 Godschalk Zwaap wordt ook benoemd op pagina 112 in het door  Herman van Rens en Annelies Wilms beschreven boek onder de noemer 'Tussenstation Cosel'.

Bron: Rob Arnoldus